Versies vergeleken

Sleutel

  • Deze regel is toegevoegd.
  • Deze regel is verwijderd.
  • Formattering is gewijzigd.

Microbiologische besmetting

Organische mest bevat zeer veel bacteriën. Gelukkig veroorzaken het merendeel van deze bacteriën geen ziekten bij de mens. Van een paar soorten is wel bekend dat ze ziekten kunnen veroorzaken. Tot deze groep van ziekteverwekkers behoren sommige groepen van E. coli en Salmonella. Verder zijn ook van Listeria monocytogenes en bepaalde groepen Campylobacter bekend dat ze ziekten bij mensen kunnen veroorzaken. In laboratoria kan mest getest worden op eventuele aanwezigheid van ziekteverwekkers. 

Lees meer

Uitvouwen
titleKader 1. STEC/ EHEC.

STEC en EHEC zijn specifieke varianten van de E. coli bacterie die ernstige klinische symptomen na orale inname kan veroorzaken, waaronder inwendige bloedingen van organen (HUS, dat staat voor hemolytisch uremisch syndroom), die de dood tot gevolg kunnen hebben. De afkorting STEC staat voor Shigatoxine producerende E. coli en EHEC voor Enterohemorragische E. coli. Beide afkortingen worden vaak als synomiem gebruikt, maar voor EHEC betreft het klinische varianten, terwijl voor STEC (en soms in de wetenschappelijk literatuur voorkomende afkoring VTEC, Verotoxine producerende E. coli) het omgevingsvarianten betreft, onder andere afkomstig uit voedingsmiddelen, mest en water. STEC/ EHEC produceren een krachtige gifstof en de genen die verantwoordelijke zijn voor de productie van deze gifstof zijn stx1 en stx2. Beide genen kunnen tussen E. coli varianten worden uitgewisseld en zelfs tussen bacteriesoorten. In de literatuur zijn verschillende STEC/ EHEC varianten beschreven die op basis van reacties met verschillende antisera (zogenaamde serotypen) zijn ingedeeld. De meest bekende is E. coli O157:H7 en andere veel voorkomende serotypen zijn O103, O145, O111 en O91. De STEC/ EHEC varianten O157:H7 en O104:H4 hebben in het verleden tot ziekte-uitbraken geleid na consumptie van plantaardig voedsel. Inname van lage aantallen STEC (1 – 10 cellen) kan al tot infectie leiden, vandaar dat er een zero tolerantie is voor STEC op voedingsmiddelen. Voor meer informatie over STEC/EHEC wordt doorverwezen naar de webpagina van het RIVM (https://www.rivm.nl/e-coli-escherichia-coli).

...

Uitvouwen
titleKader 5. Zoönose

Een infectieziekten die veroorzaakt wordt door een ziekteverwekkers die van dier naar mens overgaat wordt zoönose genoemd. Zoönotische ziekteverwekkers kunnen virussen, bacteriën en één-, en meercellige organismen zijn. Deze ziekteverwekkers kunnen verschijnselen bij dieren veroorzaken, maar dat hoeft niet. Vaak is een dier de drager (vector) waarmee het uiteindelijk bij de mens terecht komt. In het kader van transmissie van ziekteverwekkers bij de mens via planten zijn zoönotische ziekteverwekkers relevant omdat ze via mest of anderszins via dierlijke ontlasting op planten terecht kunnen komen en vervolgens na orale opname ziekteverschijnselen bij mensen veroorzaken. De transmissie route naar de plant gaat vaak via dierlijke mest en/ of beregeningswater. De plant is een tussenstation (tweede vector) waarna overdracht naar de mens plaats vindt. Het wordt in de wetenschappelijke literatuur vaak gesuggereerd dat planten alternatieve habitats zijn voor (zoönotische) pathogenen en als zodanig zou een infectieziekte die via planten naar de mens wordt overgedragen aangemerkt kunnen worden als ‘fytonose’. Planten als tweede habitat voor ziekteverwekkers bij dieren is ecologisch relevant bij grazende herbivoren. Via hun ontlasting komen ziekteverwekkers terecht op planten die vervolgens weer begraasd wordt door andere herbivoren, waarmee de ziekteverwekkers zich kunnen verspreiden over een grote diversiteit van grazers. Meer informatie over zoönoses kan worden gevonden op webpagina’s van het RIVM (https://www.rivm.nl/zoonosen), NVWA (https://www.nvwa.nl/onderwerpen/dierziekten/zoonosen) en WUR (https://www.wur.nl/nl/onderzoek-resultaten/onderzoeksinstituten/bioveterinary-research/uitgelicht/zoonosen/besmettingsroutes.htm).

(microbiologische) Analyse

Test laboratoria kunnen de aanwezigheid en vaak ook de hoeveelheid van ziekteverwekkers in organische mest meten. Dit gebeurt door ziekteverwekkers onder specifieke omstandigheden op te kweken om deze te onderscheiden van de vele andere soorten van bacteriën die leven in mest. Dergelijke analyses vereisen daarom een zorgvuldig protocol om er zeker van te zijn dat het om de juiste bacteriegroepen gaat die ziekten bij mensen veroorzaken. Deze laboratoria zijn daarvoor gekwalificeerd en de uitkomsten van de analyses zijn betrouwbaar.  

...