Genetische vooruitgang is het gevolg van succesvolle selectie van de ouderdieren. Het betekent dat de erfelijke aanleg van de nakomelingen hoger is dan van de ouderdieren. Door generatie op generatie te selecteren op de ouderdieren, wordt elke nieuwe generatie beter dan de vorige. Er is dan dus een constante verbetering van de fokdoelkenmerken te meten. Het volgende voorbeeld illustreert een genetische vooruitgang, maar ook de andere factoren die invloed hebben op een verbeterd resultaat (in dit geval verhoogde melkproductie):
Paneel |
---|
Genetische vooruitgang is het gevolg van succesvolle selectie van de ouderdieren. Het betekent dat de erfelijke aanleg van de nakomelingen hoger is dan van de ouderdieren. Door generatie op generatie te selecteren op de ouderdieren, wordt elke nieuwe generatie beter dan de vorige. Er is dan dus een constante verbetering van de fokdoelkenmerken te meten. Het volgende voorbeeld illustreert een genetische vooruitgang, maar ook de andere factoren die invloed hebben op een verbeterd resultaat (in dit geval verhoogde melkproductie): In de figuur zie je de gemiddelde melkproductie per zwartbonte koe tussen 1952 en 1998. Dit zijn fenotypische gemiddeldes. De eerste jaren is de toename niet zo duidelijk, die komt zo rond 1970 goed op gang. De toename in melkproductie heeft een aantal oorzaken. De meest belangrijke daarvan zijn: |
Paneel | ||
---|---|---|
| ||
De genetische vooruitgang is afhankelijk van een aantal zaken:
In de figuur staan 3 populaties: 1 met een gewone variatie, 1 met weinig variatie en 1 met veel variatie voor een bepaald kenmerk. Bijvoorbeeld voor melkproductie. Elke populatie heeft een zelfde gemiddelde. Dat wil zeggen dat in elke populatie het gemiddelde dier evenveel produceert. Maar in de ene populatie liggen het beste en het slechtste dier veel dichter bij elkaar (weinig variatie) dan in de andere populatie. Bij selectie wordt vaak een fractie van de populatie geselecteerd. Bijvoorbeeld de tien procent beste dieren (gearceerde deel). Je ziet dat de gemiddelde productie bij de geselecteerde ouders in elk van de populaties verschillen. Hoe kleiner het verschil tussen de beste (en dus geselecteerde) en de gemiddelde dieren, hoe minder genetische vooruitgang. Variatie heeft dusinvloed op de genetische vooruitgang. Je kan je voorstellen dat het verschil tussen het gemiddelde en de geselecteerde dieren ook kleiner wordt wanneer je in plaats van tien procent juist twintig procent gaat selecteren. De intensiteit van selectie (welk deel van de populatie je selecteert) heeft dus ook invloed op de vooruitgang. |