6.1. Hoe kan ik het selectieresultaat beïnvloeden?
Genetische vooruitgang is het gevolg van succesvolle selectie van de ouderdieren. Het betekent dat de erfelijke aanleg van de nakomelingen hoger is dan van de ouderdieren. Door generatie op generatie te selecteren op de ouderdieren, wordt elke nieuwe generatie beter dan de vorige. Er is dan dus een constante verbetering van de fokdoelkenmerken te meten. Het volgende voorbeeld illustreert een genetische vooruitgang, maar ook de andere factoren die invloed hebben op een verbeterd resultaat (in dit geval verhoogde melkproductie):
In de figuur zie je de gemiddelde melkproductie per zwartbonte koe tussen 1952 en 1998. Dit zijn fenotypische gemiddeldes. De eerste jaren is de toename niet zo duidelijk, die komt zo rond 1970 goed op gang. De toename in melkproductie heeft een aantal oorzaken. De meest belangrijke daarvan zijn:
Fokkerij gaat uit van het principe hoe beter de ouders, des te beter de nakomelingen. De invoering van de Kunstmatige Inseminatie (KI) was daarom ook van invloed op de melkproductie. Waarom? Omdat je uit één dosis sperma veel koeien kunt insemineren. Je kunt dus met veel minder stieren toch alle koeien dekken. Daardoor kun je alleen de allerbeste stieren gebruiken. Voor natuurlijke dekking zijn veel meer stieren nodig en moet je ook de iets minder geweldige dieren gebruiken. KI heeft dus een grote invloed op de selectiemogelijkheden.
Naast nieuwe voortplantingstechnologieën als KI waren er ook andere redenen. Na 1987 nam de melkproductie sterker toe dan daarvoor. In 1987 is namelijk een nieuwe methode ingevoerd om de genetische aanleg van de dieren te bepalen. Daardoor werd het mogelijk om nog nauwkeuriger de beste dieren te selecteren.
Niet alle genetische verbetering kwam door selectie in Nederland. In 1952 waren alle zwartbonte koeien nog van het Fries Hollandse (FH) ras. In de jaren zeventig kwam de import van Holstein Friesians (HF) uit de Verenigde Staten goed op gang. De HF kan veel meer melk produceren en werd gekruist met de FH. Daardoor ging de gemiddelde melkgift omhoog. Tegenwoordig zijn de meeste zwartbonte koeien als gevolg van kruisen bijna helemaal HF.
Het management (huisvesting, voeding enzovoort) is sterk verbeterd. In de jaren zeventig en tachtig werd bijvoorbeeld de ligboxenstal ingevoerd. Dit is een voor de koeien comfortabeler huisvesting dan aangebonden staan. Dit had dan ook een positieve invloed op de melkproductie.
De genetische vooruitgang is afhankelijk van een aantal zaken:
De nauwkeurigheid van de selectie (waarbij de erfelijkheidsgraad belangrijk is)
De intensiteit van de selectie (hoeveel ouderdieren heb ik nodig voor de volgende generatie)
De fenotypische variatie (welke verschillen meet ik in de populatie)
Het generatie interval (leeftijd van de ouders bij de geboorte van de nakomelingen).
Fenotypische variatie
Het effect van de fenotypische variatie staat in de figuur uitgewerkt. In aparte onderdelen wordt het effect van de nauwkeurigheid, de intensiteit en het generatie interval verder uitgewerkt.
In de figuur staan 3 populaties: 1 met een gewone variatie, 1 met weinig variatie en 1 met veel variatie voor een bepaald kenmerk. Bijvoorbeeld voor melkproductie. Elke populatie heeft een zelfde gemiddelde. Dat wil zeggen dat in elke populatie het gemiddelde dier evenveel produceert. Maar in de ene populatie liggen het beste en het slechtste dier veel dichter bij elkaar (weinig variatie) dan in de andere populatie. Bij selectie wordt vaak een fractie van de populatie geselecteerd. Bijvoorbeeld de tien procent beste dieren (gearceerde deel). Je ziet dat de gemiddelde productie bij de geselecteerde ouders in elk van de populaties verschillen. Hoe kleiner het verschil tussen de beste (en dus geselecteerde) en de gemiddelde dieren, hoe minder genetische vooruitgang. Variatie heeft dusinvloed op de genetische vooruitgang. Je kan je voorstellen dat het verschil tussen het gemiddelde en de geselecteerde dieren ook kleiner wordt wanneer je in plaats van tien procent juist twintig procent gaat selecteren. De intensiteit van selectie (welk deel van de populatie je selecteert) heeft dus ook invloed op de vooruitgang.