Goed onthouden Lignocellulose, afkomstig van plantaardige vezels zoals houtsnippers, stro en riet, is een veelgebruikte grondstof voor geavanceerde biobrandstoffen vanwege de ruime beschikbaarheid en lagere kosten in vergelijking met conventionele biobrandstoffen. Het omzetten van lignocellulose in biobrandstoffen is ingewikkelder dan het omzetten van oliën, vetten, suiker en zetmeel. Dit komt doordat lignocellulose uit cellulose en hemicellulose bestaat, beschermd door lignine, wat het moeilijk maakt om de suikers zoals glucose vrij te maken. Biomassa op basis van lignocellulose kan worden geclassificeerd in primaire bijproducten (veldgewassenresten), secundaire bijproducten (productieketenresten), tertiaire bijproducten (afval) en specifieke gewassen (zoals prachtriet en wilgenhakhout) die op marginale grond kunnen worden gekweekt. De kosten voor het verwerven van biomassa stijgen naarmate de vraag toeneemt, wat kan leiden tot hogere leveringskosten en een afname van de netto constante waarde van biobrandstoffabrieken. Het is daarom belangrijk om de fabriek strategisch te positioneren om kosten te optimaliseren. Er zijn twee belangrijke strategieën voor het kiezen van de locatie van biobrandstoffabrieken: nabij de bron van lignocellulose biomassa of in de buurt van een transport hub. Deze keuzes beïnvloeden de leveringskosten en de efficiëntie van de biobrandstofproductieketen.
|