Versies vergeleken

Sleutel

  • Deze regel is toegevoegd.
  • Deze regel is verwijderd.
  • Formattering is gewijzigd.

...

Groenbemesters kunnen onkruidbeheersing ten goede komen doordat ze onkruidgroei onderdrukken in de periode dat er geen gewas staat. Aan de andere kant verminderd vermindert een groenbemesterteelt de mogelijkheden om de onkruidzaadbank uit te putten. Afhankelijk van de omstandigheden (op perceelsniveau) kan een teler een afweging maken voor de keuze van een groenbemester. De twee belangrijkste eigenschappen ten aanzien van groenbemesters als hulpmiddel bij onkruidbeheersing via groenbemesters zijn de snelheid van bodembedekking en het gemak waarmee een groenbemester afsterft of kan worden vernietigd.

Naast de directe voordelen van een groenbemester, kunnen stoffen die door de wortels worden vrijgegeven vrijgeven (wortelexudaten) mogelijk een belangrijke rol spelen bij het voorkomen van onkruidkieming. Er is echter nog onvoldoende bekend van deze allelopathische effecten, waardoor gerichte inzet van deze eigenschap lastig is.

...

Mulchen is een effectieve manier om de kieming en vestiging van onkruiden te voorkomen. Deze methode kan goed gecombineerd toegepast worden in combinatie met het telen van een groenbemester, die ; deze wordt gemulcht bij het vernietigen gemulcht. Maar denk ook aan het fijnhakselen van stro of stoppel om een mulchlaag te creëren.

1.5       Mengteelt

Een mengteelt kan bijdragen draagt bij aan de ruimtelijke gewasdiversiteit in de gewasrotatie. Doordat verschillende gewassen verschillend gebruik maken van water, licht en nutriënten, kan de competitie met onkruiden worden vergroot.

Chemische gewasbescherming in mengteelten is vaak lastiger, omdat toelatingen gewas specifiek gewasspecifiek zijn. Ook mechanische onkruidbestrijding is gebaseerd op selectiviteit van de methode, die in mengteelten wellicht minder sterk is. Keuze van gewas en ras zijn tevens belangrijk in verband met mechanisatie, met name voor bij de zaai en afrijping, zijn tevens belangrijk om dit gemechaniseerd aan te pakken.  de afrijping.

2         Ras en teeltwijze

...

Het zaaipatroon is de ruimtelijke ordening van een gewas op het veld. De meeste gewassen worden ingezaaid, geplant of gepoot op rijen, met verschillende rijbreedtes en plantafstanden. Vaak wordt de rijbreedte bepaald door keuzes in machines (bijvoorbeeld aardappelruggen). Alternatief voor zaaien op rijen kan gewassen zijn gezaaid in een Een uniform raster- of zigzagpatroon kan een interessant alternatief voor zijn. Gewassen zoals uien worden soms ingezaaid in dubbele rijen of kan op clusters worden gezaaid met 5 à 7 zaden dicht bijeen.

De keuze voor een bepaald Een dergelijk zaaipatroon kan meer mogelijkheden geven voor gerichte bestrijding van onkruiden gerichte onkruidbestrijding later in het seizoen gemakkelijker maken. Denk hierbij aan bijvoorbeeld camera-gestuurd schoffelen. Ook de mogelijkheden voor intra-Mogelijkheden voor tussen de rij wieden kunnen hiermee worden beïnvloedverbeterd. Bij granen is uit onderzoek gebleken dat de optimale rijafstand, voor zowel een goede gewascompetitie in combinatie met goede mogelijkheden voor als mechanische onkruidbeheersing zo’n , ongeveer 20 cm is. Bij Ook zaai in ruitvorm is mogelijk. Daarbij kan je vanuit verschillende bewerkingsrichtingen richtingen mechanische onkruidbeheersing toegepast worden die toepassen, wat de effectiviteit van onkruidbestrijding kan vergroten.

2.2       Zaaidiepte

Door de zaaidiepte aan te passen kan het gewas een concurrentievoordeel hebben ten opzichte van het onkruid. Daarnaast kan het de zaaidiepte bijdragen aan het optimaliseren van de opties voor mechanisch wieden, zoals het vooropkomst bijvoorbeeld eggen vóór de opkomst. De zaaidiepte heeft ook interactie met de beschikbaarheid van water en voedingsstoffen. Het optimale bereik voor zaaidiepte varieert tussen gewassen en kan in droge voorjaren bijvoorbeeld groter zijn. Hierdoor is de beschikbaarheid van water goed en heeft het gewas een goede beginontwikkeling.

...

Gezond en kiemkrachtig zaaizaad (en plantmateriaal) draagt bij aan een goede beginontwikkeling van het gewas. Doordat het gewas snel ontwikkelt, wordt vermindert de competitie met onkruiden in het vroegste stadium verminderd. Daarnaast moeten zaadpartijen vrij zijn van onkruidzaden en bij geplante gewassen, zoals bollen, moet extra aandacht zijn voor wortelstokken en knolletjes. Voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld knolcyperus, een probleemonkruid dat in met name de bollenteelt tot problemen leidt.

2.4       Zaaidatum

Onkruid gedijt vaak het beste in gewassen die het meest groeien vergelijkbaar met hen. De onkruidsoorten met een vergelijkbare groeicyclus . De kiemperiode van onkruiden die veel voorkomen in bepaalde gewassen hebben vaak een duidelijke relatie , valt vaak samen met de zaaidatum zaai van een gewas omdat dat wordt gezaaid tijdens de kiemperiode van het onkruidhet betreffende gewas. De kieming en groei van onkruiden is afhankelijk van temperatuur, vocht en daglengte, waardoor in elke periode binnen het seizoen andere soorten zich vestigen.  Door te variëren met in het voor- en najaar gezaaide gewassen in binnen een rotatie, of door de zaaidatum van gewassen te veranderen, kan men de kiemingsperiode van specifieke onkruidsoorten (deels) worden vermedenvermijden. Kennis van de kiemingsperiodes van onkruid onkruiden kan helpen bij raskeuze rassenkeuze en het inzetten overwegen van een uitgestelde zaaidatum.

2.5       Zaaidichtheid

Door de zaaidichtheid en dus de plantdichtheid te verhogen, kan men het competitieve vermogen van een gewas worden vergrootvergroten. Dit leidt tot minder onkruidgroei en uiteindelijk beperkt het de vermeerdering van onkruiden. Zowel voor bij de hoofdteelt als voor bijvoorbeeld groenbemesters kan je een verhoogde zaaidichtheid worden toegepasttoepassen. Wanneer je onkruid intensief mechanisch onkruid wordt bestredenbestrijdt, is een hogere zaaidichtheid aan te raden in verband met mogelijke gewasschade door deze technieken[ST4] .

2.6       Planten i.p.v. zaaien

Voor Planten is bij een aantal gewassen is het goed mogelijk deze te planten. Voorbeelden hiervan zijn o.a. uien en kool, maar je kunt ook aardappel kan hierbij worden gerekendrekenen. Door te planten wordt het gewas competitiever, is de gewassluiting sneller en wordt de periode waarin het gewas onkruidvrij moet worden gehouden verkort. Daarnaast heeft het planten van deze gewassen een mogelijk voordeel voor bijvoorbeeld mechanische onkruidbestrijding. Hoewel de kosten voor het planten van deze gewassen hoger zijn, kan deze techniek een goede bijdrage leveren voor onkruidbeheersing.

2.7      

...

Rassenkeuze (tolerantie/onderdrukking)

Door in raskeuze bij de rassenkeuze het vermogen om onkruiden te onderdrukken mee te laten wegen, kan het kun je opbrengstverlies als gevolg van onkruiden, en de vermeerding vermeerdering van onkruiden worden beperkt, beperken.

Belangrijke eigenschappen zijn bijvoorbeeld de snelheid van beginontwikkeling en het groeitype. Hoe sneller en beter een gewas de bodem bedekt, des te minder kans hebben onkruiden hebben om zich te ontwikkelen en zaden te produceren. Ook het kiezen van kun je door een vroeger of later ras kan een aanpassing van de zaaidatum mogelijk makente kiezen, profiteren van een gunstigere zaaidatum.

2.8       Zaad priming

Primen Het primen van zaden is nog een andere manier om de beginontwikkeling van het gewas te optimaliseren. Door te primen zal het gewas eerder opkomen met tegelijkertijd een homogene opkomst als resultaat. Hierdoor is het gewas competitiekrachtiger en kunnen ook beheersingsmaatregelen specifieker worden ingezet[BJ5] .

...

3.1       Type grondbewerking

Bij grondbewerking wordt maken we onderscheid gemaakt tussen primaire en secundaire grondbewerking. Primaire grondbewerking wordt vaak gedaan op dieptes van 15-35 cm. Kerende grondbewerkingen (bijv. ploegen) zijn vaak een goede basis voor een geïntegreerde onkruidbeheersing. De secundaire grondbewerkingen zijn ondieper en worden gebruikt om het zaaibed klaar te leggen. Ook worden hiermee bijvoorbeeld meststoffen ingewerkt.[LC6] 

...

Het voorbereiden van het zaaibed gebeurt d.m.v. secundaire grondbewerkingen. Door deze bewerkingen vlak voor het zaaien uit te voeren, worden kiemende onkruiden verwijderd. Wel heeft de bewerking een nieuwe kiemgolf als gevolg. Een goed uitgevoerde grondbewerking heeft vaak ook voordelen voor de gewasopkomst, met name in fijnzadige gewassen zoals bieten en uien. Wanneer men gebruikt gebruik maakt van mechanische onkruidbeheersing, maakt een vlak en fijn zaaibed onkruidbeheersing effectiever[BJ7] .

...

De bewerkingsdiepte is een belangrijk aspect bij elke grondbewerking die wordt uitgevoerd, denk aan ploegen, zaaibedbereiding, maar ook het bewerken van een graanstoppel. Bij ploegen is in sommige gevallen een diepere bewerking nodig, zodat onkruidzaden en wortelonkruiden diep worden begraven. Een optimale bewerkingsdiepte bij ploegen is ongeveer 20 cm. In het geval van zaaibedbereiding of mechanische onkruidbeheersing zijn ondiepe ondiepere bewerkingen nodig. Door bij opeenvolgende bewerkingen nooit dieper te werken dan bij de voorgaande bewerking, wordt beperk je de kieming van nieuwe onkruidzaden beperkt. Ploegen heeft bijvoorbeeld een goede werking op is bijvoorbeeld effectief voor het bestrijden van sommige wortelonkruiden (bijv. muur) en grassen.  

...