...
Op onderstaande afbeelding uit de Klimaateffectatlas is te zien dat over een groot deel van Noord Nederland de Gemiddelde Laagste Grondwaterstand (GLG) in 2050 is gedaald ten opzichte van de referentiesituatie (1981 – 2010) bij een klimaatscenario WH (KNMI, 2015). Het WH klimaatscenario is een Warm scenario onder invloed van Hogedrukgebieden. In een enkel gevallen stijgt echter de GLG. Dit komt doordat over het gehele jaar de hoeveelheid neerslag toeneemt als gevolg van klimaatverandering, waardoor ook de GLG van deze grondwatersystemen stijgt. De grondwatervoorraad neemt in deze specifieke gebieden toe.
Verlaging afvoer beken en rivieren
...
Door afname van bodemvocht en een structurele verlaging van de gemiddelde laagste grondwaterstand in de zomer kan in de eerste plaats de beschikbaarheid van zoet (grond)water voor het gewas afnemen. De groei van het gewas neemt af door droogtestress of er treedt zelfs verwelking van het gewas op. Hierdoor ontstaat droogteschade. Gewassen die slecht tegen droogte kunnen, zijn bijvoorbeeld groenten, aardappelen en bieten (bron: Kennisportaal Klimaatadaptatie, z.d.). Vooral landbouwgebieden op de hoge zandgronden lopen risico op droogteschade. Met behulp van de “Klimaatschatter” is voor landbouw gekeken naar lagere gewasopbrengsten en oogstschade. Vanaf het referentiejaar 2018 kost droogteschade aan de landbouw in Nederland tot 2050 tussen de 24 miljard (met beregening) en 47 miljard euro (zonder beregening) (bron: Klimaatschatter, 2020). De behoefte aan aanvoer van water en/of beregening neemt bij toenemende droogte toe. Een toenemende behoefte aan beregening is tevens een toenemende kostenpost voor de landbouw. Bij langdurige droogte neemt echter de kans op een beregeningsverbod ook toe. Dit betekent dat beregening niet altijd mogelijk zal zijn en dat er grenzen zijn aan de mogelijkheden om de hoeveelheid droogteschade te beperken.
Een verminderde afvoer van rivieren en beken in de zomer betekent dat er minder oppervlaktewater beschikbaar is voor de landbouw. Juist in droge zomers stijgt echter de watervraag in de landbouw. Een lage afvoer of zelfs droogval van beken leidt ertoe dat er eerder een beregeningsverbod vanuit oppervlaktewater wordt uitgevaardigd door de waterschappen.
Een lagere afvoer van het riviersysteem van de Rijn heeft tot gevolg dat er ook minder wateraanvoer vanuit rivier de IJssel naar het IJsselmeer is. In zeer droge jaren kan in meer dan de helft van de watervraag niet meer worden voorzien (Deltares, 2021). Het gaat daarbij om een tekort van 1,7 miljard kuub water. In droge perioden heeft dit tot gevolg dat er minder (zoet) inlaatwater beschikbaar is voor de polders in de lage delen van Noord Nederland. Dit inlaatwater wordt onder andere toegepast om de waterpeilen in de poldersloten te handhaven (Deltares, 2021). Deze ontwikkeling is negatief voor de beschikbaarheid van zoet water voor de landbouw. Verder is er minder zoet IJsselmeerwater beschikbaar om verzilte sloten in het kustgebied door te spoelen, zoals in het huidige waterbeheer wordt gedaan. Het risico op verzilting in de landbouw neemt hierdoor toe (zie Verzilting).
Door de verminderde aanvoer van zoet water vanuit rivier de IJssel is er ook minder water beschikbaar voor de opvoergemalen van de waterschappen in de hoge delen van Noord en Oost Nederland. Oppervlaktewatersystemen van Hoog Nederland waar wateraanvoer plaatsvindt kunnen hierdoor te maken krijgen met lagere peilen of zelfs met droogval. Hierdoor kan ook de grondwaterstand dalen. Dit heeft weer een nadelige invloed op de gewasopbrengst (zie verandering grondwaterstand).
...