Versies vergeleken

Sleutel

  • Deze regel is toegevoegd.
  • Deze regel is verwijderd.
  • Formattering is gewijzigd.

...

Doelen

Toelichting

Schaarse bronnen

  • Om een hogere productiviteit en voerefficiëntie te bereiken kan het gebruik van externe inputs juist ook toenemen (bv. krachtvoergrondstoffen).

  • Bepaalde voeringrediënten kunnen de enterische methaanemissie verlagen (weinig vezels, hoge energiewaarde) en maar worden vaak akkerbouwmatig geteeld, wat competitie oplevert in hoogwaardig gebruik voor voedselproductie. Ongeveer een derde van het mondiale akkerbouwland wordt gebruikt voor veevoerproductie (FAOSTAT; Poore and Nemecek, 2018).

  • Ten behoeve van broeikasgassen wordt soms juist ook niet voor reststromen gekozen, als ze een relatief slechte voederwaarde hebben, tot meer methaan of ammoniakemissie leiden of als er veel bewerking nodig is. Ook voor gebruik als meststof geldt dat de vermindering van externe inputs (kunstmest) moet worden afgezet tegen de extra inputs die nodig zijn om de reststroom zodanig te bewerken dat deze gebruikt kan worden bij gewasteelten.

Water

  • Het voeren van akkerbouwmatig geteelde gewassen, zoals snijmais, zorgt voor lagere enterische methaanemissie dan graskuil maar geeft meer risico op nitraatuitspoeling.

  • Het gebruik van reststromeni.p.v. kunstmest kan leiden tot een lagere nutriëntenbenutting (met name stikstof), waardoor de verliezen naar grond- en oppervlaktewater kunnen toenemen.

  • Beregenen van gewassen bij droogte verhoogt de opbrengst en voerkwaliteit, en verlaagt daardoor broeikasgasemissies, maar bij schaarste kan grootschalige onttrekking problemen opleveren voor de lokale waterbeschikbaarheid en -kwaliteit.

Bodem

Akkerbouwmatige gewasteelten, zoals snijmais, kunnen een ongunstiger invloed hebben op de koolstofvoorraad, bodemstructuur en bodemleven dan grasland. 

Biodiversiteit

  • Gebruik van reststromen kan leiden tot hogere NH3 emissies en hogere N-overschotten (afhankelijk van de samenstelling van de stroom) en kan daardoor de biodiversiteit negatief beïnvloeden.

  • Graslandbeheer gericht op hoge opbrengsten en hoge voederwaarde verlaagt broeikasgasemissie intensiteit, maar is ongunstig voor insecten, vlinders en vogels, door gebrek aan diversiteit van grassen en kruiden, vroeg maaien, hoge stikstofgift, etc.

  • Bepaalde voedergewassen, zoals snijmais, kunnen de enterische methaanemissies verminderen, maar bieden meestal een minder goede habitat voor insecten en vogels dan extensief beheerd grasland.

Dierenwelzijn

  • Het voeren van vetten of veel mais in het rantsoen kan methaanemissies verlagen maar ook diergezondheidsrisico’s geven zoals pensverzuring

  • Het verogen van grondwaterstanden kan CO2 en N20 emissies verminderen maar geeft een verhoogd risico op leverbotinfecties, alsook slechtere bereikbaarheid en minder mogelijkheden voor weidegang voor het vee.

...