...
Vaak zijn er al andere vegetatieopnamen uit een gebied bekend. Voor Nederland zijn inmiddels meer dan 650,000 opnamen van het hele land, gemaakt vanaf de jaren 1920, bijeen gebracht in de Landelijke Vegetatie Databank (LVD, zie Hoofdstuk 2.2). Je kunt reeds beschikbare opnamen uit een gebied (uit literatuur of de LVD) combineren met je eigen, nieuw gemaakte opnamen, en deze samen classificeren. Als het om relatief oude, bestaande opnamen gaat, geeft deze combinatie van oude en nieuwe opnamen mogelijk inzicht in vegetatietypen die zijn verdwenen of recent nieuw zijn verschenen. Ook kan het je inzicht geven in verschuivingen in soortensamenstelling die binnen een vegetatietype zijn opgetreden.
Anker | ||||
---|---|---|---|---|
|
Voor- en nadelen: Het betreft een redelijk efficiënte methode, waarbij de benodigde inspanning wel afhangt van het aantal punten. Bedenk dat een opname maken al snel een half uur kost per plek, wat meer bij erg soortenrijke opnamen, wat minder bij heel soortenarme opnamen. De methodiek geeft in korte tijd goed onderbouwde informatie waarmee statistische analyses mogelijk zijn (zie Hoofdstuk 2.3 en Hoofdstuk 2.4). Er is echter geen volledig vlakdekkende informatie voorhanden.
Op de technische kant van deze methode wordt ingegaan in Hoofdstuk 2.2 en Hoofdstuk 2.3.
Begrippenlijst
Scandinavische school methodiek van vegetatieonderzoek die is ontwikkeld in Noord-Europa, waarbij verschillende lagen in de vegetatie apart worden bemonsterd en als aparte basis-eenheden worden opgevat; zie VVN4 De Frans-Zwitserse school en andere scholen, in Hoofdstuk 1.1
Geciteerde literatuur
Hommel, P.W.F.M. & A.H.F. Stortelder (1991). De bossen van de Utrechtse Heuvelrug; een aanzet voor een nieuwe, geïntegreerde typologie. Stratiotes 2: 27-41.
...