...
Ten derde is de toedeling tot de standaardlijst noodzakelijk voor het bepalen van de aanwezigheid van typen die in het beheer en beleid worden gehanteerd. Denk hierbij aan de habitattypen van Natura 2000 en de beheertypen van de Subsidiestelsel Natuur- en Landschap (SNL). De toedeling van lokale vegetatietypen of opnamen naar dit soort typen die in het natuurbeheer en natuurbeleid worden gebruikt, loopt altijd via de tussenstap van toedeling aan een plantengemeenschap van de standaardlijst (zie de definitietabel van habitattypen).
...
Werkwijze identificatie
Identificatie gebeurt altijd op basis van de totale soortensamenstelling én de structuur van de vegetatie. Dit betekent dat alleen het voorkomen van kensoorten van een associatie niet voldoende is om een opname of type tot een associatie te rekenen (zie voorbeeld 1c). Een handige werkwijze die je kunt hanteren voor de identificatie van een opname of een set opnamen van één type is hieronder weergegeven in een schema met vier stappen, die elk nader worden toegelicht. Hierbij krijg je te maken met verschillende hierarchische niveaus van indeling en met constante soorten, differentiërende soorten en kensoorten. Deze termen worden allemaal toegelicht in Hoofdstuk 1.6.
Anker | ||||
---|---|---|---|---|
|
...
Stappenplan Werkwijze Identificatie | ||||||
Stap 1. Vegetatiestructuur duidt op een formatie Bepaal vanuit de vegetatiestructuur en de totale soortensamenstelling de formatie. De volgende formaties kunnen binnen Nederland worden onderscheiden:
| ||||||
Stap 2. Totale soortensamenstelling duidt op de klasse Bepaal van welke klassen binnen de formatie de meeste soorten voorkomen en/of de soorten samen de hoogste bedekking hebben
| ||||||
Stap 3. Ken- en differentiërende soorten duiden op het verbond Bepaal op basis van het aantal en/of de bedekking van kensoorten en differentiërende soorten tot welk verbond (binnen de klasse) een opname of lokaal type moet worden gerekend. Bedenk hierbij dat:
| ||||||
Stap 4. Ken- en differentiërende soorten bepalen binnen het verbond identificatie van de associatie Bepaal op basis van het aantal en/of de bedekking van kensoorten en differentiërende soorten tot welke associatie (binnen het verbond) een opname of lokaal type moet worden gerekend. Op basis van de differentiërende soorten kan zo mogelijk ook een subassociatie worden bepaald. Bedenk hierbij dat:
|
...
habitattypen ecosysteemtypen; in geval van Natura 2000 gaat het om de ruim 250 habitattypen die beschermd zijn onder de Europese Habitatrichtlijn (genoemd op de Annex I van de richtlijn); deze habitattypen zijn in vrijwel alle gevallen gedefinieerd aan de hand van plantengemeenschappen
constante soorten soorten die geen duidelijke voorkeur hebben voor een bepaald syntaxon, maar binnen het betreffende syntaxon een presentie hebben van meer dan 60%. Feitelijk is de soort dus vrijwel altijd in een opname van de plantengemeenschap aanwezig. Veelal betreft het soorten met een brede ecologische amplitudo, zoals Zomereik (Quercus robur), Riet (Phragmites australis) en Grote brandnetel (Urtica dioica)
...