Doel
Veredeling van appels en peren heeft tot doel om nieuwe rassen te ontwikkelen met betere eigenschappen dan dat het huidige aanbod van rassen heeft (zie hfst Peter Balk). Een lage gevoeligheid voor ziektes en een goede bewaarkwaliteit zijn belangrijke speerpunten. Ten behoeve van de gezondheid van de consument wordt vanuit de overheid het gebruik van middelen steeds verder beperkt. Dit zorgt ervoor dat in de toekomst mogelijk niet meer gespoten kan worden tegen belangrijke ziekten in de fruitteelt, zoals vruchtboomkanker, schurft en meeldauw. Rassen met een goede bewaarkwaliteit gaan niet snel rotten tijdens de bewaring en kunnen daardoor over een langere periode worden verkocht dan slecht bewaarbare rassen.
Veredeling van groot fruit
Aan het ontstaan van een nieuw appel of peren ras gaat veel vooraf. Het begint allemaal bij het kruisen van verschillende rassen. Dit kruisen wordt gedaan door veredelingsbedrijven, onderzoeksinstituten, boomkwekers of particulieren. In verschillende landen in Europa en buiten Europa zijn veredelingsbedrijven en onderzoeksinstituten die kruisingen maken van appels en peren om nieuwe selecties te krijgen. Sommige bedrijven zijn privaat gefinancierd en andere worden door de overheid gefinancierd en krijgen subsidies om het werk uit te kunnen voeren. De Wageningen Universiteit heeft een eigen appel veredelingsprogramma.
Uitvoering
In het veredelingsprogramma van de Wageningen Universiteit worden ieder jaar nieuw kruisingen gemaakt. Voordat een kruising gemaakt gaat worden, wordt door de veredelaar goed nagedacht over welke ouders er gekruist gaan worden. In de nieuwe selectie wil je de positieve eigenschappen van beide ouders terugzien. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de ene ouder een goede smaak heeft en slecht bewaarbaar is en de andere juist wel goed bewaarbaar is, maar niet zo goed smaakt. Door deze beide ouders te kruisen wil de veredelaar een selectie krijgen die goed smaakt en goed bewaarbaar is. Een ander voorbeeld hiervan is dat minstens één van de ouders een resistentie gen heeft tegen schurft, om schurftresistente nakomelingen te kunnen krijgen. Op dit moment worden ook kruisingen gemaakt waarin beide ouders een resistentie hebben tegen schurft, maar deze resistenties zijn niet hetzelfde. Het is de bedoeling om hieruit nakomelingen te krijgen met een dubbele resistentie. Hierin zit dan zowel het resistentie gen van de ene als van de andere ouder.
Het kruisen van rassen wordt in de boomgaard gedaan, door handmatig een bloem te bestuiven. Dit wordt gedaan net voordat de bloemen uit zichzelf opengaan, zodat het zeker is dat er nog geen bestuivend insect de bloem heeft bezocht met onbekend stuifmeel. Vervolgens wordt er handmatig stuifmeel op de stamper van de bloem gebracht. Daarna wordt om de bloem een zakje gebonden, zodat het duidelijk is met welke stuifmeel de bloem bestoven is. Als de bloem goed bestoven is dan ontwikkelt er een vrucht. De pitten die uit deze vrucht komen, worden gedroogd en uitgezaaid.
De plantjes die daaruit komen noemen we zaailingen. Vaak heeft een veredelaar ieder jaar een paar duizend nieuwe zaailingen. Door negatieve selectie (iets afkeuren op basis van één of meerdere negatieve eigenschappen) wordt een groot percentage afgekeurd. Bij deze eerste selectie worden alle zaailingen weggegooid die gevoelig zijn voor schurft. Dit kom je te weten door de zaailingen met schurft inoculum in aanraking te brengen. Na enkele dagen zie je welke zaailingen schurft gevoelig zijn. Deze zaailingen worden direct weggegooid. Zaailingen die slecht vertakken (dat wil zeggen: weinig takken of niet goed verdeeld over de boom) worden ook afgekeurd.
De zaailingen die overblijven, blijven 2 jaar staan om te groeien. Daarna wordt van iedere zaailing een boom gemaakt. De zaailing wordt dan op een onderstam gezet (enten). Deze bomen worden in de volle grond geplant. Het eerste jaar worden de vruchten van deze bomen afgehaald, zodat ze goed vegetatief kunnen groeien. Het jaar erna komen de eerste vruchten aan de bomen. Deze vruchten worden beoordeeld op uiterlijk en smaak. Alle bomen waarvan de vruchten tegenvallen worden gerooid en niet verder gevolgd. De bomen met een goede groei en goede vruchten worden langer gevolgd. Van de beste selecties hieruit worden meerdere bomen gemaakt en op het eigen perceel aangeplant. Dit zijn de selecties die de veredelaar ook graag op andere plaatsen en eventueel in andere landen wil laten toetsen. In de tabel hieronder kun je in een tijdschema zien hoeveel jaren een selectie wordt gevolgd voordat het een nieuw ras kan worden (tabel 1). Dit tijdschema verschilt per veredelaar.
Tabel 1. Tijdspad van kruising tot een mogelijk nieuw ras.
jaar | 0 | ouderselectie kruisingen | |
jaar | 1 | bestuiven | |
jaar | 2 | zaailing jaar 1 | |
jaar | 3 | zaailing jaar 2 | |
jaar | 4 | enten, groeijaar 1 | 1ste selectie |
jaar | 5 | groeijaar 2 | 1ste selectie |
jaar | 6 | groeijaar 3 | 1ste selectie |
jaar | 7 | groeijaar 4 | 1ste selectie |
jaar | 8 | groeijaar 5 | 1ste selectie |
jaar | 9 | enten, groeijaar 1 | 2de selectie |
jaar | 10 | groeijaar 2 | 2de selectie |
jaar | 11 | groeijaar 3 | 2de selectie |
jaar | 12 | groeijaar 4 | 2de selectie |
jaar | 13 | groeijaar 5 | 2de selectie |
jaar | 14 | 1ste fase CGO | |
jaar | 15 | 1ste fase CGO | |
jaar | 16 | 1ste fase CGO | |
jaar | 17 | 1ste fase CGO | |
jaar | 18 | 2de fase CGO | |
jaar | 19 | 2de fase CGO | |
jaar | 20 | bij geluk een ras |