Spring naar het einde van metadata
Ga nar het begin van metadata

You are viewing an old version of this content. View the current version.

Vergelijk met huidige View Version History

« Vorige Versie 47 Volgende »

Wat biologische landbouw is wordt bepaald in Europese wetgeving. Dat betekent dat de garantie op biologisch in alle EU-landen dezelfde is, dat biologische producenten in de hele EU onder gelijke voorwaarden concurreren en dat consumenten in de EU overal dezelfde garanties hebben dat biologische producten ook echt biologisch zijn.

De 'basis-wet' voor de biologische landbouw is (sinds 1 januari 2022) de EU-Verordening 2018/848 van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten. Deze bepaalt de beginselen, de principes, van wat biologische landbouw en productie is, geeft regels waaraan biologische landbouw en productie moeten voldoen en verbodsbepalingen voor wat in de bio-landbouw niet is toegestaan. Deze regels worden in detail uitgewerkt in 6 bijlagen. Voor de biologische bedrijfsvoering is vooral Bijlage II van belang, de gedetailleerde productievoorschriften. Deze bevat de regels voor de dierlijke en voor de plantaardige productie. Bijlage V stelt het logo voor biologische producten, het bekende 'groene blaadje', vast.

De regels in de 'basis-wet' worden uitgewerkt in 7 Uitvoeringsverordeningen over specifieke onderwerpen. De belangrijkste voor de biologische bedrijfsvoering is de Uitvoeringsverordening 2021/1165 van 15 juli 2021 betreffende de toelating van bepaalde producten en stoffen voor gebruik in de biologische productie en de opstelling van de lijsten van die producten en stoffen. Deze bevat de lijsten met toegestane meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen, voederadditieven, reiningsmiddelen e.d.. Er zijn verder nog specifieke verordeningen over de import van bio-producten van buiten de EU.

Wat deze regels in de praktijk betekenen vind je vooral in de hoofdstukken 3 (Plantaardige productie) en 4 (Dierlijke productie).

Nederlandse toepassing, certificering en controle door SKAL

De EU-verordening werkt doordat zij is opgenomen in Nederlandse wet- en regelging. Dat geschiedt bij en krachtens de Landbouwkwaliteitswet van 1971. In de andere EU-landen is de verordening ook in nationale wetgeving vertaald en daardoor verbindend gemaakt.

Feitelijk bevat de Nederlandse wet- en regelgeving weinig aanvullende voorschriften voor wat biologische landbouw is en aan welke eisen deze moet voldoen: de bepalingen in de EU-verordening en de Uitvoeringsverordeningen werken dus direct voor Nederland. Nadere regelingen zijn opgenomen in de Landbouwkwaliteitsregeling van 2007. Ook enige andere wetten en Besluiten, zoals de Wet houders van dieren van 2011, bevatten nadere regels.

De Europese regels bepalen dat ieder land de instantie(s) moet aanwijzen die de certificering als biologisch en de controle daarop uitvoert. De Nederlandse overheid heeft hiervoor de Stichting Skal Biocontrole aangewezen in het Landbouwkwaliteitsbesluit van 2007. De Landbouwkwaliteitsregeling werkt de certificering en controle verder uit. Meer informatie is te vinden op de SKAL-pagina wetgeving onder Nederlandse regelgeving.

De stichting  Skal heeft een aantal eigen reglementen die gevolgen hebben voor biologische bedrijven en voor omschakelaars. Een belangrijke is de regeling voor de certificatie en toezicht en de normen die daarbij gelden. Zie voor alle SKAL reglementen SKAL-pagina wetgeving onder SKAL Biocontrole. 

De EU-verordeningen, nadere Nederlandse regels, de SKAL-reglementen en de gegroeide praktijk van toepassing en controle vormen tezamen de regels waaraan biologische productie moet voldoen, soms heel gedetailleerd. De meeste van die regels zijn heel begrijpelijk vanuit de principes van biologische landbouw. Andere hangen samen met de uitgangspunten van de EU zoals een open markt voor biologische producten en consumentenbescherming. Daarnaast gelden alle regels die ook voor de gangbare landbouw gelden (tenzij daarin een uitzondering is gemaakt voor biologisch). Alles bij elkaar nogal wat regels die een biologisch ondernemer moet kennen en (willen) toepassen.

Wie biologisch wil werken moet goed op de hoogte zijn van deze regelgeving, maar deze vooral invullen vanuit een goed begrip van wat we met biologische landbouw willen, en welke principes daarbij gelden. Alleen maar ‘voldoen aan de regeltjes’ (liefst op het randje) levert uiteindelijk geen bevredigende bedrijfsvoering op, en geen biologische landbouw die echt een aantrekkelijk alternatief biedt voor de gangbare. De regels drukken in feite de beperkingen uit die er zijn als we met de landbouw en voedselproductie binnen aanvaardbare ecologische grenzen willen blijven. Wie dat begrijpt en aanvaardt ziet de regels niet als beperking maar als uitdaging. Niet voor niets hebben veel biologische bedrijven zich ontwikkeld tot geavanceerde en innovatieve bedrijven !

Nieuwe Verordening ingaande januari 2022

De huidige Europese Verordening vervangt per 1 januari 2022 de oude vderordening uit 2007 (EG-verordening Nr. 834/2007 van 28 juni 2007). Over de nieuwe verordening is ruim 3,5 jaar lang onderhandeld, maar in november 2017 is overeenstemming bereikt tussen de Commissie, het Europees Parlement en de landen (Europese Raad). De nieuwe Verordening is toen  vastgesteld.  Daarna zijn nog de bijlagen (I t.m. VI) en de Uitvoeringsverordeningen vastgesteld.  

De nieuwe regelgeving is grotendeels in lijn met de oude: de meeste regels blijven in hoofdlijn hetzelfde. Belangrijk omdat de meeste biologische bedrijven onder de oude Verordening zijn gestart, en dus 'ingeregeld'. Er zijn wel wijzigingen die echt gevolgen hebben voor de praktijk van de biologische bedrijven. Deze nieuwe regels komen vooral voort uit twee principes:

  1. nog betere bescherming van de consument, die zekerheid wil ontlenen aan het kopen van een biologisch product; 

  2. op onderdelen meer consequent doorvoeren van de biologische principes, nu het biologische productiesysteem en de biologische ketens zich steeds verder ontwikkelen. Dit betekent met name dat nog minder op gangbare inputs en werkwijzen kan worden teruggevallen op punten waar biologische alternatieven nog onvoldoende beschikbaar of ontwikkeld zijn. De zich ontwikkelende biologische praktijk maakt dat steeds minder noodzakelijk.

Dit betekent bij voorbeeld nieuwe of andere regels:

  • regels voor meer diersoorten (ook voor hert, konijn, insecten).

  • minimaal 48 uur wachttijd na gebruik van antibiotica (incl. ontworming).

  • geen melkvervangers tijdens de zoogperiode.

  • iets meer voer uit de regio verplicht.

  • op de eis van 100% biovoer is een al langlopende uitzondering nog verder ingeperkt: 5% gangbaar eiwithoudend voer mag alleen nog voor jonge hennen en varkens beneden 35 kg..

  • minder soorten natuurlijke aroma’s die mogen worden toegevoegd aan biologische producten.

  • er is een lijst toegevoegd met toegestane schoonmaak- en desinfectiemiddelen voor de handel en gebruik in verwerkingslocaties.

  • minder niet-biologische ingrediënten die mogen worden gebruikt bij bereiding van voedsel.

  • er is nu  een aparte lijst voor goedgekeurde voedingsenzymen die mogen worden gebruikt in biologische voedselbereiding.

  • meer regels voor de handhaving: voorzorg, controle, maatregelen.

  • etikettering: de herkomst mag in plaats van door vermelding van een land of de EU ook per regio worden vermeld (wat een regio is moet nader per land worden bepaald).

  • alle verkooppunten, zoals winkels en ook marktkramen, vallen onder certificering als ze onverpakte of ter plekke bereide biologische waren naast gangbare verkopen.  Verkooppunten die alleen voorverpakte biologische waren verkopen hebben geen certificaat nodig. Supermarkten die nu een pakket onverpakte bio-producten 'erbij doen' zullen dus hun eigen certificaat moeten halen. Hierop is een uitzondering mogelijk voor verkooppunten met een kleine omzet in bio (zoals marktkramen) (zie verder verdieping).

  • Het wordt voor een groep kleine samenwerkende ondernemers, mits door een boer geleid, mogelijk om onder één certificaat te produceren: de zgn. groepscertificering.

In de al vastgestelde Uitvoeringsverordening staan onder meer

  • de productievoorschriften voor de verschillende diergroepen. Nieuw zijn gedetailleerde productievoorschriften in de pluimveehouderij voor ouderdieren, opfokhennen en “leghaantjes”.

  • de minimum omvang van binnen- en buitenruimten en de bezettingsdichtheden per diergroep. Een belangrijke verscherping is bij voorbeeld dat de zgn. veranda of Wintergarten van pluimveestallen niet meer bij de binnenruimte mag worden geteld (zie paragraaf 4.2).

  • de databanken over beschikbaarheid van biologische uitgangsmaterialen per land (lidstaat) zijn niet meer alleen voor plantaardige uitgangsmaterialen maar ook voor dierlijke uitgangsmaterialen. Dit heeft een belangrijk gevolg voor de pluimveehouderij: er komen regels waardoor de hele productieketen van pluimvee uiteindelijk biologisch zal worden (zie paragraaf 4.5).

Verdieping

Een overzicht van de Europese wetgeving de doorwerking daarvan in de Nederlandse regels vind je op de SKAL-pagina Wetgeving.


Regelgeving, geldend vanaf 1 januari 2022 

  • verordening (EU) 2018/848 van het Europees parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten: de 'basis-verordening' .

  • Uitvoeringsverordening betreffende de toelating van bepaalde producten en stoffen voor gebruik in de biologische productie en de  de lijsten van die producten en stoffen.

Dit zijn de belangrijkste. Het complete overzicht van geldende Uitvoeringsverordeningen en van nationale regelgeving vind je op de Skal-pagina Wetgeving .

De regels in en onder de nieuwe EU-Verordening zijn behoorlijk gedetaillerd. Op de SKAL-pagina Nieuwe bio verordening vindt je veel informatie over wat de nieuwe BIO-verordening in de praktijk inhoudt en welke gevolgen deze heeft voor de biologische bedrijfsvoering,

certificering verkooppunten

De eisen ten aanzien van de certificering van verkooppunten zijn in de nieuwe verordening aangescherpt. Logisch, want een product is pas biologisch als de hele keten (gegarandeerd) biologisch is, en dat geldt ook voor de laatste schakel in de keten, de verkoop. De consument moet immers kunnen vertrouwen op het label biologisch. De certificeringsplicht geldt alleen als er onverpakte producten of producten met een 'bereidingshandeling' ter plekke (b.v.: afbakken van brood) worden verkocht. Indien alleen verpakte bio-waren worden verkocht is er geen certificeringsplicht: de garantie op bio zit dan een stap lager in de keten, bij de (gecertificeerde) verwerker en/of verpakker; het 'groene blaadje' staat dan op de verpakking.

Deze certificeringsplicht levert wel extra kosten en administratieve last op, vooral voor supermarkten van wie maar een klein stukje binnen de totale omzet biologisch is, en voor kleine verkooppunten zoals marktkramen. Daarom maakt de Verordening een uitzondering voor kleine verkooppunten (omzet onverpakt biologisch minder dan 5.000 kg. of € 20.000 per jaar, of kosten van certificering meer dan 2% van de omzet onverpakt biologisch). Voor hen gaat een meldingsplicht gelden en komen er steekproefgewijze controles.

Verkooppunten van biologische boeren en tuinders, zoals boerderijwinkels, vallen buiten deze certificeringsplicht: de verkoop van producten wordt meegenomen in de certificering als producent. Ook horeca en catering vallen buiten de certificerings- en meldingsplicht.

Om te voorkomen dat deze regels leiden tot meer, in plaats van minder, verpakkingsmateriaal zijn alternatieven onderzocht zoals een sticker of laserprint op het product. Dit blijkt binnen de (nieuwe) Europese Verordening helaas niet mogelijk. De minister van LNV blijft wel proberen om hier op Europees niveau meer ruimte voor te krijgen.

Wat verandert er ?

Op deze pagina deelt adviseur Doornebosch een aantal belangrijke wijzigingen, en wat dat voor de bedrijfsvoering betekent: Aandachtspunten voor biologische boeren.


Verdieping
nieuw GLB

Naast de regelgeving specifiek voor de biologische landbouw bepaalt ook de regelgeving die voor de hele landbouw geldt welke mogelijkheden en ontwikkelkansen de biologische landbouw heeft. Daartoe behoren de subsidies op basis van het Gemeenschappelijk LandbouwBeleid GLB. In 2023 is een nieuw GLB in werking getreden. Dit verandert de condities voor de biologische landbouw. Binnen de eerste pijler (hectaresteun) wordt de basispremie per hectare lager, en gebonden aan een aantal voorwaarden (conditionaliteiten) die een meer agro-ecologische werkwijze vereisen. De biologische praktijk sluit daar goed bij aan. Niet-productieve  onderdelen als hagen, boomsingels en permanent groene akkerranden tellen voortaan mee, zodat het aantrekkelijker wordt om deze als 'eco-systeemdienst' in het bedrijfsplan op te nemen.  Een deel van de eerste pijler komt beschikbaar als eco-regeling: subsidie die alleen beschikbaar komt als bepaalde vergroeningsmaatregelen worden genomen. Volgens een puntensysteem kan dit een lagere of hogere bijdrage uit de eco-regeling betekenen. Biologische bedrijven voldoen echter automatisch aan alle onderdelen van de eco-regeling en krijgen dus de de hoogste bijdrage hieruit ('green by definition'). Zij hoeven dus ook geen aanvraag te doen voor de afzonderlijke maatregelen in de eco-regeling, wat veel administratieve last scheelt. Dit is een belangrijke winst van het nieuwe GLB.

In de zgn. tweede pijler  (niet-hectaregebonden subsidieregelingen) wordt geleidelijk groter ten opzichte van de eerste pijler. Hierin valt onder meer het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer ANLb, Hiervoor komt dus meer ruimte. Veel biologische boeren doen mee aan het ANLb, b.v. via agrarische natuurverenigingen.

Op https://www.rvo.nl/onderwerpen/glb-2023 vind je actuele informatie over het nieuwe GLB en over de regelingen die daaronder vallen.

Hier vind je meer over de voorwaarden waaraan ieder bedrijf moet voldoen om de basispremie te krijgen én om de eco-regeling en ANLB aan te vragen: https://www.rvo.nl/onderwerpen/glb-2023/conditionaliteiten#de-conditionaliteiten-op-een-rij

Hier vind je welke eco-activiteiten er zijn: https://www.rvo.nl/onderwerpen/eco-regeling/eco-activiteiten . Eco-activiteit 23 luidt: biologisch bedrijf. Is het hele bedrijf SKAL-gecertificeerd of in omschakeling dan ga je automatisch voor goud (hoogste premie uit de eco-regeling) en hoef je niet aan te vragen op de afzonderlijke eco-activiteiten. Maar: omvat het bedrijf zowel bio als gangbaar dan moet wel op de afzonderlijke activiteiten worden aangevraagd. Een informatief webinar over wat de eco-regeling practisch voor de agrarisch ondernemer met zich meebrengt vindt je hier: webinar Alles over de eco-regeling (op Groen Kennisnet) .

Op onderdelen is er samenhang tussen conditionaliteiten, eco-activiteiten en ANLB-maatregelen. Die kan ertoe leiden dat b.v. deelnemers aan ANLB bepaalde eco-activiteiten anders mogen uitvoeren. Info hierover vind je hier: https://www.rvo.nl/onderwerpen/glb-2023/samenhang Dit is allemaal behoorlijk complex. De pagina bevat een rekentool (cumulatietabel), maar inzet van je adviseur kan nodig zijn.

Nieuw GLB Vlaanderen

Ook in Vlaanderen is de nieuwe invulling van het GLB vanaf 2023 vastgesteld. Veel keuzes komen overeen met de Nederlandse, maar op onderdelen zijn er verschillen. Deze hebben gevolgen voor de biologische bedrijven.

https://www.biojournaal.nl/article/9484581/groen-licht-voor-vlaams-strategisch-plan-o-a-fors-hogere-omschakelingspremie-vanaf-2023/





  • Geen labels