Spring naar het einde van metadata
Ga nar het begin van metadata

You are viewing an old version of this content. View the current version.

Vergelijk met huidige View Version History

« Vorige Versie 2 Volgende »

De inteelttoename per generatie mag niet hoger zijn dan 0,5%, anders is de kans op het optreden van erfelijke aandoeningen en op inteeltdepressie te groot. Internationaal bestaat er een brede wetenschappelijke overeenstemming over deze 0,5 %. De geschatte inteelttoename per generatie heeft een directe relatie met de kans op het optreden van erfelijke aandoeningen, zoals uit onderstaande tabel blijkt:

De inteelttoename per jaar (vaak gepresenteerd als ΔF) kan eenvoudig berekend worden door de gemiddelde inteeltcoëfficiënt per jaar te berekenen van alle dieren die in twee opeenvolgende jaren geboren zijn en deze van elkaar af te trekken.

De inteelttoename per generatie kan berekend worden door eerst de gemiddelde inteeltcoëfficiënt per jaar te berekenen. Daarna bereken je het gemiddelde generatie interval, dat is de leeftijd van de ouders op het moment dat hun nakomelingen geboren worden die zelf weer fokdier worden. Het is dus de tijd die nodig is om een generatie te vernieuwen.

Definitie

Het generatie interval voor vader- en voor moederdieren is de gemiddelde leeftijd van de ouders wanneer hun vervangers, hun opvolgers in het fokprogramma, geboren worden. Het generatie interval voor de populatie is dan het gemiddelde van het generatie interval van de vaders en dat van de moeders, omdat vaders en moeders elk 50% van hun genen doorgeven aan de volgende generatie.

De inteeltcoëfficiënten worden gemiddeld over generatie 1 en de daaropvolgende generatie 2. Het verschil wordt gedeeld door het gemiddelde generatie interval:

ΔF = (F2 –F1) / GI,

Waarbij F2 en F1 de gemiddelde inteeltcoëfficiënten zijn en GI het generatie interval is.

Een kort generatie interval versnelt niet alleen de genetische vooruitgang in een fokprogramma, maar ook de inteelttoename per jaar! In kleine populatie waar genetische vooruitgang niet de hoogste prioriteit heeft, wordt het realiseren van een lang generatie interval aanbevolen. Dan is er meer tijd beschikbaar om de populatie goed te monitoren en kunnen er ook nog paringen uitgevoerd worden die onbedoeld nog niet in nakomelingen hebben geresulteerd.

Om een betrouwbare berekening van de inteelttoename te krijgen is het belangrijk dat de stambomen minstens in vijf generaties compleet zijn. Wanneer voorouders niet bekend zijn, leidt dit tot een onderschatting van de inteeltcoëfficiënten en de inteelttoename. Dat effect is groter wanneer een voorouder in de eerste generaties onbekend is.

  • Geen labels