Spring naar het einde van metadata
Ga nar het begin van metadata

You are viewing an old version of this content. View the current version.

Vergelijk met huidige View Version History

« Vorige Versie 3 Volgende »

Microbiologische besmetting

Organische mest bevat zeer veel bacteriën. Gelukkig veroorzaken het merendeel van deze bacteriën geen ziekten bij de mens. Van een paar soorten is wel bekend dat ze ziekten kunnen veroorzaken. Tot deze groep van ziekteverwekkers behoren sommige groepen van E. coli en Salmonella. Verder zijn ook van Listeria monocytogenes en bepaalde groepen Campylobacter bekend dat ze ziekten bij mensen kunnen veroorzaken. In laboratoria kan mest getest worden op eventuele aanwezigheid van ziekteverwekkers. 

Lees meer

 Kader 1. STEC/ EHEC.

STEC en EHEC zijn specifieke varianten van de E. coli bacterie die ernstige klinische symptomen na orale inname kan veroorzaken, waaronder inwendige bloedingen van organen (HUS, dat staat voor hemolytisch uremisch syndroom), die de dood tot gevolg kunnen hebben. De afkorting STEC staat voor Shigatoxine producerende E. coli en EHEC voor Enterohemorragische E. coli. Beide afkortingen worden vaak als synomiem gebruikt, maar voor EHEC betreft het klinische varianten, terwijl voor STEC (en soms in de wetenschappelijk literatuur voorkomende afkoring VTEC, Verotoxine producerende E. coli) het omgevingsvarianten betreft, onder andere afkomstig uit voedingsmiddelen, mest en water. STEC/ EHEC produceren een krachtige gifstof en de genen die verantwoordelijke zijn voor de productie van deze gifstof zijn stx1 en stx2. Beide genen kunnen tussen E. coli varianten worden uitgewisseld en zelfs tussen bacteriesoorten. In de literatuur zijn verschillende STEC/ EHEC varianten beschreven die op basis van reacties met verschillende antisera (zogenaamde serotypen) zijn ingedeeld. De meest bekende is E. coli O157:H7 en andere veel voorkomende serotypen zijn O103, O145, O111 en O91. De STEC/ EHEC varianten O157:H7 en O104:H4 hebben in het verleden tot ziekte-uitbraken geleid na consumptie van plantaardig voedsel. Inname van lage aantallen STEC (1 – 10 cellen) kan al tot infectie leiden, vandaar dat er een zero tolerantie is voor STEC op voedingsmiddelen. Voor meer informatie over STEC/EHEC wordt doorverwezen naar de webpagina van het RIVM (https://www.rivm.nl/e-coli-escherichia-coli).

 Kader 2. Salmonella Typhimurium

De volledige taxonomische naam is Salmonella enterica subspecies enterica serovar Typhimurium en dit wordt over het algemeen afgekort tot Salmonella Typhimurium. S. Typhimurium behoort net zo als E. coli tot de groep van Gram-negative bacteriën (familie Enterobacteriacea) en groeit ook optimaal bij 37°C, kan bij lage zuurstof concentraties groeien en is ook gevoelig voor temperaturen boven de 55°C. De gehele groep van S. Typhimurium is pathogeen en kan bij orale inname in lage dichtheden al leiden tot ziekteverschijnselen, waaronder (buik) pijn, koorts en diarree. Verdere informatie over deze ziekteverwekker kan gevonden worden op de webpagina van het RIVM (https://lci.rivm.nl/richtlijnen/salmonellose).

foto Salmonella.jpg
 Kader 3. Listeria monocytogenes

In tegenstelling tot E. coli/ STEC en S. Typhimurium is L. monocytogenes een Gram-positieve bacterie. Ziekte-uitbraken ten gevolge van L. monocytogenes besmettingen komen relatief weinig voor in Nederland en zijn meer gerelateerd aan industrieel verwerkt voedsel. L. monocytogenes kan namelijk biofilms [zie kader 8. Biofilm] vormen in een industriële omgeving waarin het langdurig persisteert. L. monocytogenes wordt afgedood door verhitting, maar kan bij relatief lage temperaturen (3°C) nog groeien. Meer informatie over deze ziekteverwekker kan worden gevonden op de webpagina’s van het RIVM (https://www.rivm.nl/listeriose) en NVWA (https://www.nvwa.nl/onderwerpen/listeria-monocytogenes).

foto Listeria.jpg
 Kader 4. Campylobacter jejuni

C. jejuni komt relatief zelden voor op verse groenten en fruit, maar kan in principe via mest worden overgedragen naar gewassen. Er is nog weinig bekend over de orale overdracht van deze ziekteverwekker via plantaardige voedsel. Meer informatie over de ziekteverwekker kan worden gevonden op de webpagina’s  van de maag, lever en darm stichting (https://www.mlds.nl/ziekten/campylobacter-jejuni-infectie-met/) en het RIVM (https://www.rivm.nl/campylobacter).

 Kader 5. Zoönose

Een infectieziekten die veroorzaakt wordt door een ziekteverwekkers die van dier naar mens overgaat wordt zoönose genoemd. Zoönotische ziekteverwekkers kunnen virussen, bacteriën en één-, en meercellige organismen zijn. Deze ziekteverwekkers kunnen verschijnselen bij dieren veroorzaken, maar dat hoeft niet. Vaak is een dier de drager (vector) waarmee het uiteindelijk bij de mens terecht komt. In het kader van transmissie van ziekteverwekkers bij de mens via planten zijn zoönotische ziekteverwekkers relevant omdat ze via mest of anderszins via dierlijke ontlasting op planten terecht kunnen komen en vervolgens na orale opname ziekteverschijnselen bij mensen veroorzaken. De transmissie route naar de plant gaat vaak via dierlijke mest en/ of beregeningswater. De plant is een tussenstation (tweede vector) waarna overdracht naar de mens plaats vindt. Het wordt in de wetenschappelijke literatuur vaak gesuggereerd dat planten alternatieve habitats zijn voor (zoönotische) pathogenen en als zodanig zou een infectieziekte die via planten naar de mens wordt overgedragen aangemerkt kunnen worden als ‘fytonose’. Planten als tweede habitat voor ziekteverwekkers bij dieren is ecologisch relevant bij grazende herbivoren. Via hun ontlasting komen ziekteverwekkers terecht op planten die vervolgens weer begraasd wordt door andere herbivoren, waarmee de ziekteverwekkers zich kunnen verspreiden over een grote diversiteit van grazers. Meer informatie over zoönoses kan worden gevonden op webpagina’s van het RIVM (https://www.rivm.nl/zoonosen), NVWA (https://www.nvwa.nl/onderwerpen/dierziekten/zoonosen) en WUR (https://www.wur.nl/nl/onderzoek-resultaten/onderzoeksinstituten/bioveterinary-research/uitgelicht/zoonosen/besmettingsroutes.htm).

(microbiologische) Analyse

Test laboratoria kunnen de aanwezigheid en vaak ook de hoeveelheid van ziekteverwekkers in organische mest meten. Dit gebeurt door ziekteverwekkers onder specifieke omstandigheden op te kweken om deze te onderscheiden van de vele andere soorten van bacteriën die leven in mest. Dergelijke analyses vereisen daarom een zorgvuldig protocol om er zeker van te zijn dat het om de juiste bacteriegroepen gaat die ziekten bij mensen veroorzaken. Deze laboratoria zijn daarvoor gekwalificeerd en de uitkomsten van de analyses zijn betrouwbaar.  

  • Geen labels