Hennep is in de teeltrotatie een goede vervanger voor graangewassen. Het heeft een lagere bemestingsbehoefte. Als richtlijn wordt 70 – 110 eenheden werkzame stikstof[1] per hectare gehanteerd, waarvan meer dan 80% dierlijke mest is. Ter vergelijking, bij tarwe loopt dit op naar 250 kg/ha. De lagere bemestingsbehoefte van vezelhennep geeft ruimte voor andere teelten.
Vezelhennep groeit gemiddeld 4 cm per dag, waarmee het sneller groeit dan onkruiden, en waardoor onkruiden onderdrukt worden.
Er zijn momenteel geen ziekten bekend waarvoor gewasbeschermingsmiddelen (herbiciden) nodig zijn, zowel voor biologische als conventionele vezelhennepteelt.
Daarnaast heeft hennep een onderdrukkend effect op een aantal bodemschimmels zoals Verticillium dahliae en het maiswortelknobbelaaltje (Meloidogyne chitwoodi). Hennep onderdrukt ook het noordelijk wortelknobbelaaltje (Meloidogye hapla); voor sommige rassen is zelfs volledige resistentie tegen dit aaltje gevonden. Hierdoor hebben volgende gewassen ook minder last van deze schimmels en aaltjes.
Opgeteld vereist hennep minder arbeid dan andere gewassen zoals graan, bieten en aardappelen, terwijl evengoed een mooie opbrengst verkregen kan worden (§2.6).
[1] 1 Eenheid stikstof komt overeen met 1 kg van het element stikstof (N) in meststof die samengesteld is uit stikstofverbindingen.