Spring naar het einde van metadata
Ga nar het begin van metadata

Je bekijkt een oude versie van deze pagina. Bekijk de huidige versie.

Vergelijk met huidige Toon pagina geschiedenis

« Vorige Versie 7 Volgende »


Gewas: Sla


Wetenschappelijke naam: Bremia lactucae

Groep: Waterschimmels (Oömyceten)

Sporenvorming bij zware aantasting op jonge slaplanten. Rechts een resistent ras, links een niet-resistent rasSporulerende Bremia lactucae op een slablad


Klik op de afbeelding voor een vergroting.

© Copyright PPO, NVWA (PD), DLV, KAD, Landbrugsinfo

Herkenning

Bremia lactucae door telers ook wel 'het wit'  genoemd, is een schimmelziekte die in de teelt van sla onder glas en in de buitenteelt grote schade kan aanrichten.

De ziekte begint met kleine iets verkleurde plekjes in het blad. Deze plekjes, als gevolg van aantasting door de schimmel, kunnen gemakkelijk over het hoofd worden gezien. De lichtgroen tot gele plekjes in het blad worden groter en bij oudere bladeren vaak begrenst door bladnerven. Aan de onderzijde van het blad verschijnt op deze plekken wit schimmelpluis. Dit zijn de sporendragers met sporen. Bij oudere bladeren kunnen in de geelgroene verkleuringen dode of bijna doorzichtige plekken ontstaan.

Levenswijze

De primaire bron van de aantasting door de schimmel kunnen schimmelsporen zijn die door de lucht worden verspreid en rustsporen uit afgestorven aangetast bladmateriaal op de grond uit een voorgaande teelt. Sporen van de schimmel kiemen op het blad tussen 0 en 210 C, met een optimumtemperatuur voor kieming van 100 C. Voor de kieming is vrij water op het blad nodig.

De schimmel is binnen 3 uur het bladweefsel binnen gedrongen en groeit daar verder. Afhankelijk van de omstandigheden produceert de schimmel in 5-14 dagen nieuwe sporen. De sporendragers groeien door de huidmondjes naar buiten. Hierop worden massaal sporen gevormd. Sporulatie vindt plaats bij een temperatuur van 4-200 C en hoge relatieve luchtvochtigheid (R.V). Valse meeldauw kan zich in het gewas sterk uitbreiden bij gunstige weersomstandigheden, dat wil zeggen een lange bladnatperiode in combinatie met matige temperaturen. In de praktijk komt dat overeen met koel, nat weer.

In het bladweefsel vormt de schimmel ook rustsporen. Rustsporen uit besmette plantenresten kunnen meerdere jaren op/in de grond achterblijven en via grond nieuwe sla besmetten. De precieze rol van rustsporen in het ziekteproces is nog onduidelijk.

Maatregelen
  • Gebruik rassen die resistent zijn tegen valse meeldauw. De resistentie van sla tegen valse meeldauw wordt echter regelmatig doorbroken door het ontstaan van nieuwe fysio's van de schimmel.
  • Ga uit van ziektevrij plantmateriaal.
  • Verwijder gewasresten zorgvuldig aan het einde van een teelt, werk ze onder, brand ze weg of stoom de grond.
  • Zorg voor een goede bedrijfshygiëne en voorkom verspreiding van de schimmel met gronddeeltjes aan bijvoorbeeld schoeisel en machines.
  • Houd het gewas droog. Voor kieming van de sporen is een aantal uren nat blad nodig.
  • Bestrijding met chemische gewasbeschermingsmiddelen is mogelijk. Informatie over de middelen die zijn toegelaten is te vinden op de CTB site en in de gewasbeschermingkennisbank.




  • Geen labels