Spring naar het einde van metadata
Ga nar het begin van metadata

Je bekijkt een oude versie van deze pagina. Bekijk de huidige versie.

Vergelijk met huidige Toon pagina geschiedenis

« Vorige Versie 12 Huidig »


Gewas: Iep (Ulmus)


Wetenschappelijke naam: Scolytus scolytus, S. multistiatus

Groep: Insecten

 
 
Boorgangen van larven onder de bastOpeningen in bast van broedboom
 

 
Rijpingsvraat in takoksel door volwassen kevers


Klik op de afbeelding voor een vergroting.

© Copyright PPO, NVWA (PD), DLV, KAD, Landbrugsinfo

Herkenning

De larven van de grote en kleine iepenspintkever graven gangen tussen het hout en de bast. De grote en de kleine iepenspintkever brengen de beruchte schimmelziekte over, die de dodelijke iepziekte veroorzaakt.

De grote iepenspintkever is glanzend zwart of donkerbruin en 4 - 6 mm lang, de kleine iepenspintkever is roodbruin of zwart en 2 - 3,5 mm lang. In de bast zijn vele kleine gaatjes. In de oksels van levende bomen is de bast van jonge takken weggevreten (rijpingsvraat).

Levenswijze

De iepenspintkver is de overbrenger van de schimmel die iepziekte veroorzaakt. In Europa komen twee soorten kevers voor: de grote iepenspintkever (Scolytus scolytus) en de kleine iepenspintkever (Scolytus multistriatus). Het volwassen kevervrouwtje doorboort de bast van dode of afstervende iepen en maakt een tunnel in het hout, net onder de bast, waarin ze eieren legt. Wanneer de eieren uitkomen, beginnen de larven van het hout te eten. Ze maken zo tunnels haaks op de moedergang.

De larven verpoppen zich en komen door de bast naar buten als volwassen kevers. Wanneer de iepziekteschimmel in de boom aanwezig is, dragen de kevers duizenden plakkerige sporen aan hun lichaam mee naar buiten. De jonge kevers voeden zich door okselknoppen van jonge iepentwijgen aan te vreten. De sporen kunnen daarbij in de vraatwonden terechtkomen. Nie kieming vormen ze schimmeldraden die verder het hout binnen groeien. Wanneer de schimmeldraden het vaatweefsel bereiken, vormen ze miljoenen kleine, witte, ovale sporen (conidiën) die zich met de sapstroom snel verspreiden door het vaatweefsel van de boom.

De schimmel produceert gifstoffen die de boom aanzetten zogenaamde gommen en thyllen te vormen. Dat zijn bolvormige uitgroeisels die zich uitstulpen in de houtvaten. Transport van water en voedingsstoffen in de houtvaten wordt door een combinatie van deze gommen, thyllen, schimmeldraden en sporen geblokkeerd. De vaten raken verstopt. De schimmel produceert ook enzymen die het houtweefsel kunnen afbreken. Dit veroorzaakt een bruine verkleuring van hout, die typisch is voor iepziekte.

De kevers voeden zich maar enkele dagen met gezonde iepen. Daarna vliegen ze terug naar zieke of dode bomen om zich voort te planten. De vrouwtjes vormen dan nieuwe galerijen en leggen weer eitjes.De witte larven leven in broedbomen. Ze verpoppen in april en begin mei. Begin juni vliegen de kevers uit. Daarna volgt de rijpingsvraat in de oksels van jonge, tweejarige takken. Tijdens de rijpingsvraat brengen de kevers de iepenziekteschimmel over. De eieren worden afgezet in de bast en op dikkere takken van verzwakte bomen. In een boom kunnen per moedergang 60 - 100 eieren worden afgezet. De larven vreten ieder een eigen gang tussen bast en hout. De verpopping vindt plaats in de poppenwieg, dit zijn verbrede holten aan het eind van de gangen.

Maatregelen
  • Minder vatbare (resistente) soorten of rassen gebruiken (Columella,  Resista iepen, Lobel, Plantijn, Clusius, Groeneveld, Pioneer, Homestead)
  • Zorgen voor goede groeiomstandigheden
  • Aangetaste bomen vellen en zo snel mogelijk ontschorsen
  • Feromoonvallen als signaal



  • Geen labels