Gewas: Lelie (Lilium) en Frittillaria
Wetenschappelijke naam: Lilioceris lilii
Groep: Insecten
Volwassen leliehaantje | Larven van het leliehaantje |
Leliehaantje: eieren op de onderkant van het blad | Leliehaantje: kaalvraat te velde |
Klik op de afbeelding voor een vergroting.
© Copyright PPO, NVWA (PD), DLV, KAD, Landbrugsinfo
Leliehaantjes zijn helderrode kevers tot 8 mm lengte (foto 1) die de bladeren van lelieplanten vanuit de randen aanvreten. Ook kunnen de bloemknoppen worden beschadigd.
Vaak wordt het blad tot op de stengel weggevreten. Aan de onderzijde van de loofbladeren worden vaak in groepjes bijeen oranje, langwerpige eitjes afgezet die roodbruin verkleuren. De larven die uit de eieren komen zijn vuilgeel en ca. 5 mm groot. Ze groeien snel tot ca. 15 mm grote roze larven door direct van de bladeren te vreten (foto 2). De larven zien er vies uit, omdat ze vaak bedekt zijn met een dikke donkerbruine laag slijmerig vuil (hun uitwerpselen). De larven grazen het blad vanaf de onderzijde tot aan de opperhuid geheel op.
De larven verpoppen zich vervolgens in de grond. Afhankelijk van de weersomstandigheden kunnen enkele generaties per jaar tot ontwikkeling komen.
De kevers zijn al vroeg in het voorjaar (april) te vinden op lelies en Fritillaria. Pas in mei worden de eerste eieren afgezet. De leliehaantjes worden bij de teelt van bollen zelden of nooit aangetroffen; zij komen algemeen voor waar lelies in parken en tuinen zijn geplant.
- in tuinen regelmatig kevers en larven vangen en vernietigen;
- in geval van schade spuiten met een insecticide volgens geldende adviezen.