Gewas: Gladiool
Wetenschappelijke naam: Urocystis gladiolicola
Groep: Schimmels
| |
Brand gladiool: symptomen op de knol | Brand gladiool: symptomen in het blad |
Klik op de afbeelding voor een vergroting.
© Copyright PPO, NVWA (PD), DLV, KAD, Landbrugsinfo
In de loop van september zijn de eerste symptomen zichtbaar. In de dan nog blanke,vliezige huiden, stolonen en kralen zijn licht- tot donkergrijze, soms iets opgezwollen plekken te zien, die gevuld zijn met zwart poeder.
Na de oogst zijn deze plekken in de inmiddels bruin en droog geworden huiden minder makkelijk te zien. Ook in knollen zonder deze symptomen kan de schimmel aanwezig zijn. Deze is dan meestal via de knolbasis binnengedrongen en groeit tijdens de bewaring zeer langzaam naar de top van de knol, waarbij het omringende weefsel ogenschijnlijk gezond blijft. Wanneer dergelijk knollen met onzichtbare aantasting worden geplant, ontstaan symptomen in de bladeren en de stengel. Deze bestaan uit strepen in de lengterichting van het blad, die eerst witachtig zijn, maar al na een paar dagen loodgrijs van kleur worden (foto 2). Als de schimmel op het tijdstip van planten al tot in de groeipunt was doorgedrongen, ontstaan deze symptomen al snel na opkomst en groeit de plant scheef. Dergelijke planten sterven voortijdig af. Uit het dode weefsel komen de zwarte sporen vrij.
Het ontstaan van een infectie in het eerst jaar is sterk afhankelijk van de bodemtemperatuur. Ongeveer 20°C is voor infectie en het ontstaan van symptomen in het eerste jaar het gunstigst, hoewel ook wel aantasting plaatsvindt bij een lagere grondtemperatuur (>12°C). De bovengrondse symptomen in het tweede jaar ontstaan eveneens vooral bij temperaturen van ca. 20°C. Bij een hogere temperatuur worden de symptomen niet zichtbaar, omdat de schimmel dan niet in staat is in bladeren en stengel door te dringen. Wel worden de nieuwe knollen onder die omstandigheden aangetast.
De verspreiding van de ziekte vindt plaats door sporen die bij de oogst in het plantmateriaal terecht komen. Sporen in de grond kunnen zeker gedurende een winter in leven blijven.
De ziekte komt vooral in kleinbloemige cultivars voor.
- Kralen een warmwaterbehandeling geven van 0,5 uur bij 53°C;
- pitten knollen van grootbloemige cultivars een warmwaterbehandeling geven van minimaal 1 uur bij 47°C. Grote knollen doorstaan de behandeling minder goed;
- knollen, pitten en kralen vlak voor het planten ontsmetten volgens geldende adviezen;
- tijdens het groeiseizoen alle aangetaste planten vernietigen.