Spring naar het einde van metadata
Ga nar het begin van metadata

You are viewing an old version of this content. View the current version.

Vergelijk met huidige View Version History

« Vorige Versie 3 Volgende »

In de periode rondom afkalven is vaak een negatieve energiebalans te zien, zie onderstaande figuur. Iedere verse koe heeft een tijdelijke dip, maar een lichte dip kan door de koe zelf opgevangen worden. De energiebehoefte neemt sterk toe door de exponentiele groei van het kalf en de productie van biest, wat te zien is in onderstaande figuur. Het percentage koeien met ketose is het hoogste in de eerste 60 dagen van lactatie.


Om het energietekort te dekken wordt lichaamsvet gemobiliseerd, de conditie van de koe heeft hier onder te lijden.

Vetmobilisatie en verminderde voeropname zorgen voor een daling van het eiwit gehalte in de melk. Door vetmobilisatie komen vrije vetzuren vrij uit het lichaamsvet en het gehalte vrije vetzuren in het bloed stijgt. Normaliter zet de lever de vrije vetzuren om in energie. Door het verhoogde aanbod van vrije verzuren kan de lever deze niet meer via de normale stofwisseling omzetten. In de lever oxideren de vrije vetzuren waarbij triglyceriden ontstaan. Triglyceriden worden afgescheiden door de lever als lipoproteïnen. De vorming van lipoproteïnen gaat trager dan de vorming van triglyceriden waardoor deze triglyceriden zich ophopen in de lever (leververvetting). Het vet percentage in de melk stijgt. Vooral vette dieren met een lage voeropname zijn gevoelig voor leververvetting. Mogelijk worden ook vrije vetzuren onvolledig afgebroken in de lever tot ketonlichamen, dit zorgt voor een aceton geur en een verminderde eetlust. Doordat de voeropname daalt, stopt de productie van glucose, echter is glucose nodig voor de productie van lactose (melksuiker). De koe komt in een negatieve spiraal. De ketonlichamen zorgen vervolgens weer voor verminderde eetlust.
De vet- eiwit verhouding in de melk zal een verschil laten zien van meer dan 1%.

Een koe met ketose is dus te herkennen aan de hoge concentratie ketonlichamen in het bloed, de lage concentratie glucose in het bloed en mogelijk een aceton geur. Voor de rode bloedcellen in de hersens is glucose belangrijk. Bij een tekort aan glucose kan afwijkend gedrag van de koe zoals verwardheid, sufheid en in een enkel geval agressieve reacties een gevolg zijn.

De klinische verschijnselen van ketose zijn:

  • Lagere voeropname
  • Lagere melkproductie
  • De koe wordt sloom
  • Conditie neemt af
  • Stijve mest
  • Acetongeur in de ademlucht
  • Koude oren en staart
  • Afwijkende vet- eiwitverhouding

Bij subklinische ketose is het (nog) niet zichtbaar dat de koe ziek is. Door middel van onderzoek is subklinische ketose wel aan te tonen. Een koe met subklinische ketose heeft kans op klinische ketose. Bij één koe met klinische ketose zijn gemiddeld vier koeien met subklische ketose.

Ketose is afhankelijk van verschillende factoren, oorzaken kunnen zijn;

  1. Vervetting tijdens droogstand
  2. Voerovergangen rond afkalven
  3. Ziekte
  4. Kreupelheid (gevolg: minder voeropname
  5. Kwaliteit rantsoen te laag:
  • Slecht ruwvoer
  • Te lage of te hoge VEM
  • Verminderde smakelijkheid
  • Te weinig krachtvoer
  • Rantsoen niet glucogeen, traag fermenteerbaar
  • Geen labels