Spring naar het einde van metadata
Ga nar het begin van metadata

Je bekijkt een oude versie van deze pagina. Bekijk de huidige versie.

Vergelijk met huidige Toon pagina geschiedenis

« Vorige Versie 6 Volgende »


Gewas: Hyacint


Wetenschappelijke naam: Fytoplasma, aster yellows

Groep: Fytoplasma

Hyacint, links een door fytoplasma aangetaste plant, rechts gezondHyacint, topnagels in de tros ontbreken


Klik op de afbeelding voor een vergroting.
© Copyright PPO, NVWA (PD), DLV, KAD, Landbrugsinfo


Herkenning

 De uitlopende spruit is bleekgroen en abnormaal smal. De bloemtros heeft meestal geen (goede) topnagels en de bollen hebben slechts enkele dunne wortels.

Planten blijven achter in groei en blijven bleekgroen. Bladeren van rode en blauwe cultivars kunnen ook paarsrode tot paarse verkleuringen vertonen. De bloemtrossen ontwikkelen zich traag, de topnagels ontbreken (afgeplatte kop) en  de bloemsteel is abnormaal kort. Geïnfecteerde bollen vormen geen of slechts een klein aantal dunne wortels. Op het wondvlak van geholde of gesneden geïnfecteerde werkbollen ontstaan slechts weinig en abnormaal kleine broedbolletjes waaruit zich geen tot weinig pluis ontwikkelt.

De afwijking wordt veroorzaakt door een fytoplasma uit de 'Aster Yellows' groep, dat voorkomt in het vaatweefsel. De ziekte wordt vooral aangetroffen in bollen die geteeld zijn op luw gelegen percelen vooral in De Zuid en Kennemerland. De besmetting is hoger naarmate de bollen dichter bij een houtwal staan en er later wordt gerooid.

Levenswijze

Het fytoplasma wordt op persistente wijze overgebracht door o.a. de dwergcicade Macrosteles sexnotatus Fall. Dit insect neemt het fytoplasma op door langdurig te zuigen op een zieke plant. Pas na 10 dagen kan het aan andere planten worden afgegeven. Het fytoplasma gaat binnen een week van uit het blad naar de bol. Aangenomen wordt dat de cicaden het fytoplasma uit andere gewassen opneemt omdat het niet meer in heetgestookte bollen aanwezig is en besmette niet-heetgestookte bollen niet of slecht opkomen.  De cicaden kunnen al vanaf begin april voorkomen. Een vrij lange, droge en warme periode stimuleert een massale verspreiding van mogelijke besmette cicaden. Chemische bestrijding van de cicaden voorkomt de besmetting niet volledig. Tijdens het groeiseizoen waarin infectie plaatsvindt worden geen ziekteverschijnselen waargenomen. Symptomen worden pas zichtbaar na hollen doordat zich geen klisters ontwikkelen, tijdens de broei door de afwijkende bloei en beworteling of anders na opkomst in het volgende jaar door geen of slechte opkomst. Door de heetstook tegen geelziek wordt het fytoplasma bestreden.

Hetzelfde fytoplasma veroorzaakt vergelijkbare symptomen in Muscari en Scilla. Andere waardplanten van fytoplasma zijn gladiool (vergelingsheksebezemziekte), vaste planten, heesters en houtige gewassen.
Maatregelen
  • het heetstoken van bollen tegen geelziek doodt tevens het fytoplasma;
  • zieke planten in niet-heetgestookt plantgoed vóór de bloei verwijderen
  • Start de bestrijding van de cicaden afhankelijk van het weer tussen half april en half mei en ga door tot vlak voor het rooien;
  • vermijd luwe percelen;
  • voor de broeierij verdachte partijen niet met meer bollen op één pot planten.
  • Geen labels