Spring naar het einde van metadata
Ga nar het begin van metadata

Je bekijkt een oude versie van deze pagina. Bekijk de huidige versie.

Vergelijk met huidige Toon pagina geschiedenis

« Vorige Versie 8 Volgende »

 Merknaam: Laddok N, Gardo Gold, Calaris

 Groep: triazinen 

Schade van Gardoprim ( niet meer toegelaten middel, w.s. terbutylazin) + 6 L/ha olie in maïs. Chlorose en necrose aan de bladpuntenTerbutylazine-schade in stamboon


Klik op de afbeelding voor een vergroting.

© Copyright PPO, NVWA (PD), DLV, KAD, Landbrugsinfo

Schadebeeld

terbuthylazine is een fotosyntheseremmer met contact- en bodemwerking Schade uit zich in verkleuring en vlekken: geelbruine tot bruine necrotische vlekjes op het blad, vooral tussen de nerven.

Groep C1

Belangrijkste symptomen:

 als bodemherbicide:

  • schade pas zichtbaar na bladvorming
  • kiembladeren en oudste bladeren vertonen eerste symptomen
  • chlorose (verbleking), gevolgd door necrose (afsterven)

als contactherbicide:

  • bruine spikkels of vlekken op het blad door contactschade
  • necrose

Specifiek:

  • Witverkleuring vrijwel altijd aan de top of randen van de bladeren. Van daar breidt het zich uit langs de bladranden naar beneden. Ook de afsterving van de bladeren vindt plaats vanaf de top naar beneden, te beginnen bij de oudste bladeren.
  • Opvallend is dat ongevoelige gewassen vaak donkerder groen verkleuren. 
Werkingsmechanisme

Ongeveer een derde van alle onkruidbestrijdingsmiddelen remt in de plant de fotosynthese (productie van koolhydraten en zuurstof), die in de chloroplasten (bladgroenkorrels) plaatsvindt.

Door blokkering van de fotosynthese vernietigt het licht de bladgroenkorrels. Het lijkt alsof de plant in het donker opgroeit (zoals bijvoorbeeld witlof). Er ontstaat witverkleuring (chlorose) van het blad. Later wordt het blad geel tot bruin (necrose).

Deze groep is net als groep F en K onderverdeeld in drie subgroepen (C1, C2 en C3). De herbiciden binnen een subgroep hebben een vergelijkbaar werkingsmechanisme. De meeste fotosyntheseremmers zijn vooral bodemherbiciden soms met contactwerking (bijv. isoproturon, metamitron (o.a. Goltix) en metribuzin. (o.a. Sencor WG) Deze middelen worden door de kiemende onkruiden vanuit het bodemvocht opgenomen en naar de bladeren vervoerd (systemische werking). Er moet eerst voldoende groen blad aanwezig zijn wil een middel goed kunnen werken. Daarna moet de concentratie van de werkzame stof voldoende hoog zijn opgelopen wil er schade ontstaan. Daardoor kan het enkele weken na opkomst van gewas en/of onkruid duren voor dat de eerste symptomen zichtbaar zijn. Deze zijn het eerst te zien aan de kiemblaadjes en het oudste blad. Enkele fotosyntheseremmers hebben alleen contactwerking, zoals bentazon (o.a. Basagran en Laddok N), bifenox (Verigal D), fenmedifam (Betanal) en pyridaat (Lentagran WP). Deze middelen verplaatsen zich weinig in de plant. De witverkleuring (chlorose) ontstaat hoofdzakelijk tussen de nerven. Bij fenmedifam treedt de witverkleuring vooral op aan de bladranden, die al gauw necrotisch worden.



  • Geen labels