Gewas: Coniferen
Groep: gebreksziekten
Chamaecyparis lawsoniana 'Alumii' (van links naar rechts) controle, kali- en magnesiumgebrek | Ginkgo biloba links controle, rechts kaligebrek |
Juniperus horizontalis 'Wiltonii' met kaligebrek | Picea abies links controle, rechts kaligebrek |
Klik op de afbeelding voor een vergroting.
© Copyright PPO, NVWA (PD), DLV, KAD, Landbrugsinfo
Gebrek aan kali uit zich in verminderde lengte- en breedte-groei en een ijle gewasstand. In de zomer worden de oudste naaldpunten van onder naar het midden geelbruin m.u.v. de Picea. Bij Larix, Picea en Pseudotsuga worden bij ernstig kaligebrek in de zomer en herfst alle naalden geel. Deze naalden worden in de late herfst en winter bruin en een aantal ervan valt af. Larix laat bij kaligebrek alle naalden vallen. Bij Chamaecyparis, Thuja en andere schubconiferen wordt de schade ten gevolge van geelĀ en bruinverkleuren het sterkst waargenomen in het gedeelte van de plant, dat op het einde van het groeiseizoen in de herfst is gevormd. Kaligebrek in Juniperus uit zich per cultivar op verschillende manieren. Het is in de Juniperus squamata cultivars herkenbaar als een zilvergrijze verkleuring over de hele plant, waarbij de naaldpunten scherper zijn dan bij een gezonde plant. In het hart van de plant worden de naalden bruin en sterven af. Andere Juniperus cultivars verkleuren in de herfst bruin-groen. Bovendien sterven in het hart van de plant de groeipunten af.
Kaligebrek uit zich bij een gehalte beneden 8,0 g per kg droge stof.
Kali of K speelt een belangrijke rol bij het transport van fotosynthese producten in de plant. Kali is opgelost in het celvocht van gewassen en speelt daarom een belangrijke rol bij de wateropname van de plant en het voorkomen van overmatige verdamping
Ook zorgt kali voor stevige gewassen. Kali is van belang voor de kwaliteit van gewassen: het bevordert de bakkwaliteit van aardappelen en vermindert de gevoeligheid voor stootblauw. Kali overmaat heeft een negatieve invloed op het onderwatergewicht bij zetmeelaardappelen en de sapzuiverheid (winbaarheid) van suikerbieten.
Op zware jonge zeekleigronden komt kali vrij door mineralisatie van kleimineralen, deze gronden kunnen dus kali naleveren. Op rivierkleigronden kan kali vastgelegd worden in moeilijk opneembare verbindingen (kalifixatie). Op lichte gronden is de kali voorraad meestal gering.