Doel KPI
De stijging van het gehalte aan broeikasgassen in de atmosfeer draagt bij aan klimaatverandering. Ook de landbouw draagt hieraan bij, via de uitstoot van de broeikasgassen methaan (CH4), lachgas (N2O) en koolstofdioxide (CO2). In Nederland is ruim de helft van de broeikasgasemissies uit de landbouw afkomstig uit de veehouderij. Het gaat dan hoofdzakelijk om methaan gevormd tijdens spijsverteringsprocessen in herkauwers en methaan uit mestopslagen. Lachgas emitteert uit mest, en uit landbouwbodems als gevolg van bemesting en landgebruik (bv. veenafbraak). Koolstofdioxide ontstaat op het bedrijf zelf als gevolg van gebruik van fossiele energie, bijvoorbeeld voor veldbewerkingen of gebruik van kalkmeststoffen. Daarnaast vinden er CO2-emissies bij een daling van de daling van de koolstofvoorraad in de bodem, bijvoorbeeld op veengronden. Omgekeerd kan de bodemvoorraad ook stijgen. Er wordt dan netto CO2 onttrokken uit de atmosfeer en deze kan daardoor in mindering worden gebracht op emissies. Tenslotte vinden er buiten het bedrijf emissies plaats bij de productie van aangekochte productiemiddelen, zoals kunstmest en krachtvoer.
In Nederland zijn per sector intenties afgesproken om het nationale doel van minimaal 55% minder broeikasgasemissie (Coalitieakkoord) en 30% minder methaan (Nationale Methaanstrategie) te bereiken in 2030. De landbouwsector streeft voor 2030 naar een maximale uitstoot van 18,9 megaton CO2-equivalenten, wat ongeveer 30% reductie is ten opzichte van 2021.
Relevante sectoren
Status KPI
Uitgebreide definitie KPI
Deze KPI geeft weer hoeveel ammoniak (NH3) emissie er op een bedrijf met zowel gewasproductie als dierlijke productie plaatsvindt. Hierbij worden zowel de voer-dier-mestbalans (stal en opslagemissies) als de gewas-bodem balans (veldemissies) in beschouwing genomen.
De KPI is daarom alleen van toepassing op bedrijven met zowel dieren als gewasproductie land. Vooralsnog wordt deze KPI alleen gebruikt in de melkveehouderij.
Het betreft de ammoniakemissie die plaatsvindt in de stallen en mestopslagen en op het land van het bedrijf. Emissie die plaatsvindt voordat de mest op het bedrijf werd aangevoerd (bv. bij de productie van het voer, en uit de stallen en opslag) of nadat de mest van het bedrijf is afgevoerd (opslag en aanwending) wordt niet meegeteld. Op deze manier geeft de indicator het beste de lokale impact weer (geen emissies die elders plaatsvinden).
De emissie op de bedrijfsbalans worden uitgedrukt per hectare. Een nadeel hierbij is dat bedrijven die het voer zelf produceren de stal en opslag emissie verdeeld wordt over veel meer hectares dan bij bedrijven die het voer aanvoeren. Dit komt omdat de hectares waarop het aangevoerde voer wordt geproduceerd niet in beeld zijn.
De ammoniakemissie uit stal en opslag wordt berekend door eerst de TAN productie in mest te berekenen op basis van de hoeveelheid stikstof in het voer, hierbij rekening houdend met de verteringscoefficienten van het ruw eiwit en de hoeveelheid stikstof die is vastgelegd in dieren en dierlijke producten. Bij dieren met weidegang wordt de hoeveelheid mest die in de weide wordt uitgescheiden niet meegenomen. De hoeveelheid ammoniak wordt vervolgens berekend door de hoeveelheid ammoniakale stikstof (TAN) in mest te vermenigvuldigen met emissiefactoren per stalsysteem.
De veldemissies worden als volgt berekend:
ammoniakemissie uit meststoffen wordt berekend door eerst de hoeveelheid ammoniakale stikstof (TAN) in meststoffen te berekenen, die hoeveelheid wordt vermenigvuldigd met een emissiefactor (per mestsoort, per aanwendingswijze).
De ammoniakemissie uit weidemest wordt berekend door de hoeveelheid uitgescheiden mest in de weide te vermenigvuldigen met emissiefactoren.
De ammoniakemissie uit gewasresten wordt berekend door de hoeveelheid gewasresten normatief te berekenen en te vermenigvuldigen met emissiefactoren.
Ontwikkelrichting definitie
Onderzoeken in hoeverre dat het meenemen van externe hectares (voor mestafzet of voor ruwvoerproductie) leidt tot een betere vergelijking van bedrijven.