/
Subthema 4: Administratie, regels en vergoedingen bij stages 

Subthema 4: Administratie, regels en vergoedingen bij stages 

Informatie in dit subthema is geschreven voor mbo en hbo. Verdiepende informatie kun je herkennen aan de voor de titel.

 

4.1 Leerdoelen van de leerling

Een BPV (zoals een stage) is vaak een op zichzelf staand onderdeel binnen het onderwijs. Voor een BPV worden leerdoelen vastgesteld die de leerling moet behalen. Dit geldt voor zowel mbo als hbo. Leerdoelen vanuit het hbo zijn bijvoorbeeld gericht op projectmanagement, goed kunnen communiceren en professioneel handelen, analytische vaardigheden, en innovatief en creatief denken.

4.1.1. Kwalificatiedossiers

In het mbo worden leerdoelen afgeleid van zogenaamde kwalificatiedossiers. In deze dossiers staat beschreven wat de eisen zijn om een bepaalde mbo-opleiding te behalen. We noemen dit de kwalificatie-eisen. In de kwalificatiedossiers kun je dus precies lezen wat een leerling moet kennen en kunnen aan het einde van een mbo-opleiding.

De kwalificatiedossiers worden opgesteld door het onderwijs en het bedrijfsleven samen. Ze worden vervolgens gepubliceerd door de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). De kwalificatiedossiers zijn vastgelegd in het Centraal Register Beroepsopleidingen (Crebo).

Van toepassing voor de nieuwe hovenier is het kwalificatiedossier `Groene ruimte, Opzichter/uitvoerder groene ruimte’. Hierin worden zeven profielen beschreven, waaronder Medewerker hovenier, Vakbekwaam hovenier en Opzichter/uitvoerder groene ruimte. Voor meer informatie, zie: MijnSBB - Kwalificatieregister (s-bb.nl)

4.1.2. Verschillende soorten leerdoelen

De leerdoelen voor een mbo BPV worden dus afgeleid van het kwalificatiedossier. Voor stages kunnen dat algemene leerdoelen zijn, zoals ‘Het toepassen van eerder in de opleiding aangeleerde kennis en vaardigheden in realistische werksituaties’ of ‘Zicht krijgen op de eigen mogelijkheden en beperkingen in beroepspraktijksituaties’. Vaak zijn zulke doelen door de opleiding vastgesteld.

Naast algemene leerdoelen worden vaak ook specifieke leerdoelen opgesteld, die afhangen van de plek waar de leerling zijn BPV doet. Dit geldt voor mbo en hbo. Je hebt werkgerelateerde en persoonlijke leerdoelen. Werkgerelateerd is bijvoorbeeld ‘kennis krijgen van nieuwe thema’s, zoals duurzaamheid, gezondheid en welzijn’. Persoonlijke leerdoelen hebben betrekking op de leerling als persoon. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om het in de praktijk brengen van sociale vaardigheden. Een voorbeeld hiervan is: ‘Ik ben soms passief en moet meer initiatief gaan tonen’.

Sommige opleidingen vragen de leerling om regelmatig een nieuw leerdoel te formuleren. De gedachte hierachter is dat dit leerlingen helpt om betrokken, nieuwsgierig en leergierig te blijven richting de werkomgeving. Een eerste leerdoel kan dan bijvoorbeeld zijn: kennismaken met collega’s. In deze leersituatie is het belangrijk om vooral kleine doelen te stellen en ze niet ruim van tevoren te formuleren. Het gaat erom dat de leerling leert reflecteren op het eigen handelen, en dat hij kan ontdekken in welke richting hij zich verder wil ontwikkelen. Heeft de leerling een bepaald doel behaald, dan kan hij dit wegstrepen of aanvinken.

4.1.3. Reflecteren op de leerdoelen

De opleiding vraagt de leerling meestal om een (reflectie)verslag te maken over de leerdoelen en de manier waarop hij hieraan gewerkt heeft. In het reflectieverslag laat de leerling zien wat hij heeft geleerd en wat voor invloed dat heeft op zijn denken en handelen. Hij bespreekt zijn sterke en zwakke eigenschappen en zijn eigen ontwikkeling.

Het is de taak van de praktijkopleider om de leerling de ruimte te geven om aan zijn leerdoelen te werken. Je stelt samen SMART leerdoelen op. Dat zijn doelen die Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch (haalbaar) en Tijdgebonden zijn. Je hebt regelmatig gesprekken met de leerling over de leerdoelen en bespreekt samen op of deze worden gehaald. Ook wordt van de praktijkopleider vaak verwacht dat hij een beschouwing of beoordeling geeft op het reflectieverslag van de leerling.

Naast een reflectieverslag, kan een leerling vanuit het hbo ook andere opdrachten meekrijgen van de opleiding. Hierbij kun je als begeleider ondersteunen door feedback te geven en ruimte te geven om aan de opdrachten te werken.

 

4.2 Veiligheid rondom uitvoering werkzaamheden

Een hovenier komt in aanraking met machines, stoffen en/of materialen en voert werkzaamheden uit die tot gevaarlijke situaties kunnen leiden. Ook de leerling kan tijdens zijn BPV te maken krijgen met risicovolle werkzaamheden. Zo wordt van de mbo-leerling verwacht dat hij gereedschappen gebruiksklaar maakt, de instellingen checkt en eventuele mankementen en/of storingen signaleert. Hij controleert de noodzakelijke veiligheidsvoorzieningen en neemt zo nodig maatregelen. Werken met machines is een specialisme waarvoor je als leerling opgeleid moet worden. Hierbij is het belangrijk dat er gewerkt wordt volgens de veiligheidsvoorschriften `VCA Groen’ (Veiligheid, Gezondheid, Milieu Checklist voor Aannemers Groen). Een VCA-certificaat is niet wettelijk verplicht, maar wordt wel steeds vaker geëist door opdrachtgevers. Dit heeft te maken met de regels uit de Arbowet waaraan bedrijven moeten voldoen.

Binnen de VCA bestaat er zowel een bedrijfscertificering als persoonscertificering. Is een hoveniersbedrijf VCA-gecertificeerd, dan betekent dit dat het personeel geschoold is, en werkt in een veilige omgeving met gekeurde machines. Onderdeel hiervan is dat op elke werkplek een risico-inventarisatie wordt uitgevoerd en dat de persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) gedragen worden. Denk hierbij aan schoenen, kleding, gehoor- en oogbescherming, etc. Voor stagiaires geldt dat zij binnen drie maanden hun VCA-certificaat moeten halen. Stagiaires dienen dus basiskennis te hebben van veiligheid en moeten dat aan kunnen tonen met de juiste papieren. Om in bezit te komen van het juiste diploma, kunnen zij een VCA-Basiscursus volgen waarin ze leren veilig te werken. Dit betekent dat leerlingen die (nog) niet gecertificeerd zijn, niet alle werkzaamheden mogen uitvoeren. Voor meer informatie, zie: https://www.vcanederland.nl/vca-in-de-groenvoorziening

 

Hoe zorg je voor een veilige werkomgeving voor leerlingen?

 

Om vmbo- of mbo-leerlingen in te kunnen zetten, moet je hoveniersbedrijf een erkend leerbedrijf zijn. Je bedrijf moet beschikken over gecertificeerde praktijkopleiders. Dat staat in de Wet educatie en beroepsonderwijs. Voor studenten van het hbo is de erkenning als leerbedrijf geen vereiste.

De Wet educatie en beroepsonderwijs verplicht mbo-leerlingen het praktijkgedeelte van hun opleiding te volgen bij een erkend leerbedrijf. Dit noemen we de beroepspraktijkvorming (BPV).

Je hoveniersbedrijf moet aan vier voorwaarden voldoen om een erkend leerbedrijf te worden:

  1. Het hoveniersbedrijf biedt de leerling een goede en veilige werkplek. Daar oefent de leerling met werkprocessen en werkzaamheden die horen bij de richting die de leerling gekozen heeft (vmbo) dan wel het beroep waarvoor hij in opleiding is (mbo).

  2. Het hoveniersbedrijf stelt een praktijkopleider aan die de eisen van de opleiding kent. De praktijkopleider is in staat de leerling op de werkvloer op te leiden en te coachen. Je hoveniersbedrijf maakt tijd, ruimte en middelen vrij om de praktijkopleider zijn taak te laten uitvoeren.

  3. Het hoveniersbedrijf is bereid om samen te werken met de school en verstrekt daartoe de benodigde informatie.

  4. Het hoveniersbedrijf gaat akkoord met vermelding van de bedrijfsgegevens op Stagemarkt.nl, de website waar leerlingen een leerplaats (leerbaan of stage) zoeken.

 

Als je leerlingen op een praktijkplek (bijvoorbeeld als stagiair) inzet, heb je vaak goedkope arbeidskrachten. Een werkgever is niet verplicht om een stagevergoeding te geven. Maar soms is het wel netjes en redelijk om toch een vergoeding te geven. Dat hangt af van de duur van de stage en bijvoorbeeld van de werkzaamheden die de leerling tijdens de stage doet. Soms vraagt de school zelf ook om een vergoeding.

De verplichting van een vergoeding geldt overigens wel voor mbo-leerlingen die werken combineren met leren in de bbl-opleiding. Volgt een leerling een mbo-opleiding op basis van de beroepsbegeleidende leerweg (bbl), dan werkt deze vaak 60 tot 80 procent van zijn studietijd bij zo'n leerbedrijf. De werkgever is dan verplicht salaris (in plaats van een stagevergoeding) aan de leerling te betalen. De hoogte hiervan is afhankelijk van cao-afspraken. Wil je meer weten over stagevergoedingen? Ga dan naar: https://www.stage.nl/stage-lopen/stagevergoeding

 

Gedurende de BPV kan schade optreden of een ongeval gebeuren. Er zijn twee soorten van aansprakelijkheid te onderscheiden, die voor de veiligheid van de leerling, en die voor de acties van de leerling. In principe ligt de aansprakelijkheid en zorg voor de veiligheid en gezondheid van leerlingen bij de instanties waar zij hun praktijkplek hebben. De onderwijsinstelling heeft echter een vergaande zorgplicht die zorgvuldig moet worden ingevuld. De praktijkplek-biedende organisatie is ook aansprakelijk en verantwoordelijk voor het doen en laten van de leerling, tenzij er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. Het bedrijf moet dan ook een WA-verzekering (wettelijke aansprakelijkheid) afgesloten hebben, net als voor de reguliere werknemers en uitzendkrachten. In de meeste gevallen moet de verzekering van de praktijkplek-biedende organisatie de zaken afhandelen. Het is wettelijk niet toegestaan dat een leerbedrijf in een praktijkovereenkomst een bepaling opneemt waarmee het aansprakelijkheid uitsluit. Een leerbedrijf kan wel een stageverzekering afsluiten ( https://arbocatalogusmbo.nl/toezicht-en-instructie/beroepspraktijkvorming-stage-zorgplicht-en-aansprakelijkheid/ ).


Verder naar: