Dakhelling

Onderzoek heeft aangetoond dat een grotere dakhelling de transmissie van de kas vergroot. Dit heeft twee oorzaken. Ten eerste valt een deel van het licht onder een kleinere hoek op het glas en de transmissie van glas neemt af naarmate de invalshoek groter wordt. Ten tweede valt een deel van het licht onder een hele hoge hoek op het glas waarbij het gereflecteerde licht op de ruit ernaast terechtkomtĀ en vervolgens in de kas terechtkomt. In onderstaande figuur is dit effect inzichtelijk gemaakt.



Effect van dakhelling op de transmissie door het dek.

Ā 

In theorie zou een grotere dakhelling dus gunstig zijn maar een grotere dakhelling heeft ook nadelige gevolgen. Ten eerste is er meer glas nodig voor hetzelfde kasoppervlak en bij dezelfde kapbreedte zal de ruit op een gegeven moment zo lang worden dat een extra gording nodig is. Een alternatief is een kleinere kapbreedte maar dan zijn weer meer goten en nokken nodig. In beide gevallen is er extra constructie wat weer extra licht onderschept. Ten tweede zal een diffuus kasdek meer licht opwaarts verstrooien (verliezen) bij een hogere dakhelling. Daar staat tegenover dat een lage dakhelling weliswaar minder constructie en glas vergt maar nadelige gevolgen heeft voor de sterkte en condensafvoer.Ā In Nederland is een dakhelling van 22 - 23Ā° gebruikelijk.Ā Het effect van de dakhelling kan bekeken worden met deĀ Kasontwerp Calculator.Ā 

In onderstaande grafiek wordt voor verschillende dakhellingen de lichttransmissie door het jaar heen weergegeven. Het is duidelijk dat een vlak dek aanzienlijk slechter presteert dan een Venlo dek. Een hogere dakhelling heeft vooral een gunstig effect in het voor- en najaar.Ā De dakhelling, in combinatie met de oriĆ«ntatie van de kas, bepaalt onder welke hoeken het licht gedurende het jaar invalt. Deze invalshoeken zijn relevant aangezien de transmissie van kasdekmateriaal er van afhankelijk is. Hoekafhankelijke transmissie van het kasdekmateriaal wordt uitgebreider besproken in de sectieĀ Transmissie.

Ā 

Transmissie voor verschillende dakhellingen in vergelijking met een plat dak. De transmissie is berekend als de etmaalsom PAR in de kas gedeeld door de inkomende etmaalsom PAR. De berekeningen zijn gedaan voor helder glas met een hemisferische transmissie van 83%.

Ā 

Voor helder glas is 1 - 3% meer licht te winnen tijdens de winterperiode (oktober - april) met een grotere dakhelling ten opzichte van een standaard 23Ā° Venlo kasdek. Het optimum ligt rond 30Ā°.

Voor een diffuus dek is geen winst te behalen tijdens de winterperiode (oktober - april) met een grotere dakhelling ten opzichte van een standaard 23Ā° Venlo kasdek. Het optimum ligt rond 20Ā°. De gebruikelijke dakhelling van 22 - 23Ā° functioneert goed voor diffuus glas.

Ā 

Ā 

Ā