11. Hoe is de overerving van het geslacht bepaald?
Hoe is de overerving van het geslacht bepaald?
Paarden hebben 64 chromosomen in iedere celkern, ze komen voor in paren. Er zijn dus 32 chromosomenparen.
Voor ieder paar geldt dat het ene chromosoom afkomstig is van vader en het andere van moeder.
Eén van die 32 paren bepaalt het geslacht van het paard; deze beide chromosomen zijn de zogenaamde geslachtschromosomen. Bij de mens en veel andere zoogdieren en sommige insecten worden deze het X- en het Y-chromosoom genoemd, zo ook bij het paard. Vrouwelijke dieren bezitten twee X-chromosomen, mannelijke dieren, een X- en een Y-chromosoom.
In de eicellen van een merrie of de spermacellen van een hengst zit van ieder paar maar één chromosoom. Omdat een merrie twee X-chromosomen heeft kan zij ook maar één soort meegeven in haar eicel: het X-chromosoom. Een mannelijk dier heeft altijd een X-chromosoom én een Y-chromosoom. In een spermacel zit dus óf een X-chromosoom óf een Y-chromosoom.
Als eicel en spermacel bij elkaar komen ontstaat weer een nieuw paar geslachtschromosomen; een X van moeder en een X van vader (resultaat: een merrieveulen) of een Y van vader (in dat geval is het resultaat een hengstveulen).
Het Y-chromosoom bevat zeer weinig genen en zorgt voor de ontwikkeling van mannelijke geslachtskenmerken, terwijl het X-chromosoom ongeveer even groot als de andere chromosomen is en veel genen bevat die niets met het geslacht van het organisme te maken hebben.
Sommige erfelijke ziektes zijn geslachtsgebonden: de schadelijke mutatie ligt dan op een van de geslachtschromosomen.
Paragraaf 1.3. - Wat zijn chromosomen?