Gewas: Ruwe iep (Ulmus glabra), gladde iep (U. minor), Hollandse iep (U. xhollandica)
Wetenschappelijke naam: Tetraneura ulmi (syn. Byrsocrypta ulmi)
Groep: bladluizen
Gallen van T. ulmi op iepenblad | Iepgrasluizen in opengewerkte gal |
Klik op de afbeelding voor een vergroting.
© Copyright PPO, NVWA (PD), DLV, KAD, Landbrugsinfo
Uit wintereieren op de iep komen luizen die als ze volwassen zijn geen vleugels hebben. Het zijn uitsluitend vrouwtjes. Deze vrouwtjes zetten het iepenblad aan om gallen te maken. In deze gallen ontwikkelt zich een generatie gevleugelde luizen. De rijpe gal opent zich via een scheur aan de onderkant van de gal, boven de steel. De gevleugelde luizen daaruit (alleen vrouwtjes) migreren in juni-juli naar grassen, vooral kweek (Elymus repens), maar ook vele andere grassoorten (Bromus, Dactylis, Deschampsia, Festuca, Holcus, Hordeum, Lolium, Poa, Zea). Daarop vormen ze aan de voet van de stengel en op de wortels kleine kolonies ongevleugelde bladluizen. Deze luizen veroorzaken geen gallen bij de grassen. In het najaar ontstaat weer een gevleugelde generatie van zowel mannetjes als vrouwtjes. De vrouwtjes keren terug naar iepen en leggen daarop wintereieren.
Niet van toepassing