Een variant van het volgen van de vegetatie door middel van PQ’s is het herhalen van in het verleden gemaakte vegetatieopnames. Hierbij probeer je de oude locatie van de opname zo goed mogelijk terug te vinden, maar heel precies is deze niet vastgelegd. Er zitten dus wat meer onzekerheden in de gegevens (zijn de beschrijvingen wel van precies dezelfde plek?), maar indien de opname representatief is voor de omliggende vegetatie en de veranderingen groot zijn, biedt het een uitstekende methode om inzicht te krijgen in opgetreden vegetatieveranderingen. We verwijzen hier naar twee voorbeeldstudies, één van duinvegetatie in Italië (Del Vecchio et al. 2015) en één van toendra op het Jan Mayen eiland in de noordelijke Atlantische oceaan (Kapfer et al. 2012).
Voor- en nadelen: Het betreft een relatief efficiënte methode, waarbij de benodigde inspanning wel afhangt van het aantal punten. De methodiek levert minder betrouwbare informatie dan het herhalen van opnamen van permanente kwadraten, maar het is een goede methode indien geen andere informatie voorhanden is. Net als bij PQ’s geldt ook hier dat de informatie beperkt is tot de gemeten punten, en dat de gesignaleerde veranderingen niet per se in een groter gebied spelen.
Voor- en nadelen: Het betreft een redelijk efficiënte methode, waarbij de benodigde inspanning wel afhangt van het aantal punten. Bedenk dat een opname maken al snel een half uur kost per punt, los van reistijden, wat meer bij erg soortenrijke opnamen, wat minder bij heel soortenarme opnamen. De methodiek geeft in korte tijd goed onderbouwde informatie waarmee statistische analyses mogelijk zijn (bijvoorbeeld via ordinatie, zie hoofdstuk 2.4). Er is echter geen volledig vlakdekkende informatie voorhanden.