De eerste maatregel om de populatie te vergroten, uitbreidingsmaatregel is het verlagen verminderen van de selectie intensiteit. Je selecteert dan meer vader- en moederdieren -intensiteit bij vaders en moeders: er worden meer vaders en moeders geselecteerd als ouders voor de volgende generatie. Dat maakt het mogelijk om ouderdieren vanuit de volle breedte van de populatie te selecteren en dat is een garantie om de beschikbare variatie in stambomen te behoudenHet vergemakkelijkt het gebruik van vaders en moeders uit de hele populatie en garandeert de aanwezigheid van de aanwezige variatie in stambomen. Een hoge selectie-intensiteit werkt in de tegenovergestelde richting: het leidt heel gemakkelijk tot een klein aantal geselecteerde ouderdieren die kan er gemakkelijk toe leiden dat het beperkte aantal geselecteerde ouders niet de totale variatie in afstamming vertegenwoordigen. Met name het kleine stambomen vertegenwoordigt. Vooral een beperkt aantal geselecteerde vaderdieren in minder strak geleide fokprogramma’s , zoals vaak het geval is bij minder gecontroleerde fokprogramma's (paarden en honden) heeft een ongunstig effect op de gemiddelde verwantschap, vergroot de toekomstige verwantschap in de populatie. Het leidt tot gedwongen toekomstige paringen van verwanten van deze vaderdieren in toekomstige generaties, tussen nakomelingen van dergelijke vaders die resulteren in meer inteelt. Het gebruik van meer vader- en moederdieren als ouders van de volgende generatie vaders en moeders heeft dus een gunstig effect op de gemiddelde additieve genetische verwantschap, maar je men moet je wel zich realiseren dat de genetische vooruitgang minder is door de lagere selectie intensiteitdit minder genetische verbetering oplevert.
De tweede mogelijkheid om de populatie uit te breiden uitbreidingsmaatregel is het importeren in de eigen een (Nederlandse) populatie van dieren van hetzelfde ras uit een ander landandere landen. In buitenlandse populaties zou van hetzelfde ras kun je dieren kunnen vinden tegenkomen met een stamboom die voorouders bevat , die in de eigen populatie niet of relatief weinig voorkomen. Door de opkomst van niet of minder aanwezig zijn in de stambomen van onze dieren. Dankzij de ontwikkeling van de voortplantingstechnieken is het mogelijk om sperma of embryo’s embryo's van buitenlandse dieren te importeren en kunnen er nakomelingen te produceren in de eigen populatie dieren geboren worden met een “vreemde” stamboompopulatie in eigen land. Dankzij deze dieren wordt buitenlandse stambomen neemt de gemiddelde additieve genetische verwantschap in de eigen ontvangende populatie lageraf. Deze methode wordt kan soms worden gebruikt in bij honden - en paardenrassenpaarden, maar wanneer je diep in de stamboom kijkt, zie je vaak als er diepgaande stambomen beschikbaar zijn, duiken er bij de buitenlandse dieren toch weer dezelfde vroege voorouders te voorschijn komen. Rassen zijn meestal gevormd op. Veelal bestaat het ras uit een beperkt aantal voorouders en daarna zijn hun nakomelingen in een vroeg stadium verspreid over meerdere landen verspreid.
De derde methode uitbreiding is het kruisen van een klein beperkt aantal geselecteerde ouderdieren ouders met ouderdieren geselecteerde ouders van een ander ras. In de meeste situaties is het dan handig verstandig om sperma te kopen van een beperkt aantal geselecteerde vaderdieren van een ander ras . Daarmee worden een klein aantal vrouwelijke dieren en een geselecteerd aantal moederdieren van het eigen ras geïnsemineerdmet dit sperma te insemineren. De keuze van voor het “vreemde” “buitenlandse” ras is cruciaal: wanneer het verschil in lichaamsbouw exterieur en - grootte, in aanpassingseigenschappen adaptieve eigenschappen en in fokdoelkenmerken te fokdoeleigenschappen groot is, zal het veel vele generaties kosten voordat uit de kruising acceptabele dieren geboren worden. En het zal dan zeker duren voordat aanvaardbare nakomelingen worden verkregen en zal het moeilijk zijn om de steun te krijgen van individuele fokkers te krijgen voor deze inkruisingde kruisingen. Bij veel diersoorten soorten en rassen is raszuiverheid “raszuiverheid” een belangrijk doel waar men naar streeft en vindt men de rasstandaard onaantastbaar.
De tweede en derde maatregel om de populatie groter te maken kunnen gehinderd worden door grote genetische verschillen tussen de populaties in fokdoelkenmerken (niveau en combinatie van kenmerken).
De aanbevolen kruisingsmethode heeft de structuur van een inkruising (introgressie schema; zie hoofdstuk 11.6.6 over deze kruising).
A * B
ꜜ
F1 (AB) * A
ꜜ
F2 * A etc
In dit schema is A het oorspronkelijke zuivere ras en B is het geselecteerde buitenlandse ras. Dieren van ras B worden alleen gebruikt om de eerste kruising (F1) te produceren. In de F1 en in de F2 worden de dieren zoveel als mogelijk is geselecteerd op de fokdoelkenmerken van het oorspronkelijke ras A. Het kan verstandig zijn dat het stamboek of de rasvereniging de volledige zeggenschap houdt over het gebruik van de F1 en de F2 dieren. Dan blijft het altijd nog mogelijk om, wanneer de kenmerken van de kruisingsdieren wel heel sterk afwijken van die van het zuivere ras, de introgressie te beëindigen.
Deze kruisingsmethode wordt alleen aanbevolen wanneer de inteelttoename zo hoog is dat het optreden van erfelijke aandoeningen een directe bedreiging is voor het uitsterven van het ras. In een aantal hondenrassen wordt deze inkruising geprobeerd en in het Gelderse paard heeft in het verleden deze inkruising een aantal keren plaats gevonden.
reëel discussiepunt waar rekening mee gehouden moet worden en ook de rasstandaard mag niet in gevaar komen.
Waarom vergroten al deze drie maatregelen nu de effectieve fokpopulatiepopulatieomvang? Alle drie hebben ze tot gevolg dat de resulteren in meer variatie in voorouders in de stambomen stamboom van de fokdieren toeneemt en dat daarom er minder sprake is van gedwongen geselecteerde dieren en dus in minder inteelt in hun nakomelingen. Het inkruisen Introgressie van dieren van uit een ander ras is echt een effectief middel voor dit doel. Dan hebben vader- en moederdieren helemaal geen gezamenlijke voorouders is hun stamboom en dat laat de gemiddelde verwantschap in een ras scherp dalen en het resulteert in dit opzicht zeer effectief. Vervolgens worden vaders en moeders gepaard zonder gemeenschappelijke voorouders in hun stambomen, wat resulteert in een scherpe afname van de gemiddelde additieve verwantschap en in een inteeltcoëfficiënt van nul in bij de F1 F1-dieren.
Onderliggende pagina's (weergave met onderliggende items) |
---|