Oppervlaktewater (openwater lichamen) staat in voortdurende verbinding met de omgeving waardoor de kans op besmetting met ziekteverwekkers het grootst is. Water wordt afgevoerd en besmettingsbronnen stroomopwaarts hebben een effect op de waterkwaliteit bij het afname punt. Stroming hoeft niet altijd in dezelfde richting te zijn, bijvoorbeeld bij droogte kan het anders zijn dan bij regen. Rioolwaterzuiveringsinstallaties lozen op oppervlaktewater, maar ook vee, mestopslag bij openwater lichamen sloten of kanalen of het uitrijden van mest kan besmetting van oppervlaktewater tot gevolg hebben. Ook wilde dieren (o.a. water- en trekvogels) die bivakkeren foerageren in/ rondom oppervlaktewater kunnen verantwoordelijk zijn voor microbiële besmettingen. Gedurende seizoenen zal de besmettingsgraad variëren afhankelijk van de weersomstandigheden en activiteiten die er rondom de het openwater lichamen plaatsvinden. Temperatuur heeft invloed op de besmettingsgraad, maar ook andere weersfactoren zoals hevige regenval waarbij er riool overstort kan plaatsvinden. Houd er dus rekening mee dat de besmettingsgraad van oppervlaktewater nooit constant zal zijn.
Grazend vee in de nabijheid van een sloot. Deze pinken hebben hun drinkplek naast de sloot. Ontlasting van de pinken met gemorst water stroomt in de sloot. Water uit deze sloot staat dus in contact met dierlijke uitwerpselen en de kans is groot dat een éénmalige monstername, op een vast tijdstip in het jaar, nooit representatief hoeft te zijn voor de besmettingsgraad. Houd bij gebruik van oppervlaktewater de omgevingsfactoren in de gaten zoals benoemd in de richtlijnen van GLOBAL GAP versie 6.
er bij een microbiologische analyse een overschrijding van de E. coli grenswaarde van 1000 kve/ 100 ml plaatsvindt.
Lees meer
| Uitvouwen | ||
|---|---|---|
| ||
Water dat wordt ingenomen voor irrigatie moet minimaal één keer per jaar worden geanalyseerd op aanwezigheid van E. coli (zie E. coli voor meer informatie).Dit is belangrijk omdat hiermee eventueel contact van het water met dierlijke of menselijke uitwerpselen kan worden vastgesteld en daarmee ook de kans dat er humaan pathogenen in het water voorkomen. Belangrijk is dat watermonsters genomen worden bij het tappunt op de grootste afstand van de bron. Dit komt omdat er in leidingen biofilms (zie Biofims voor meer informatie) voor kunnen komenwaarin humaan pathogenen zich kunnen ophopen. Daarnaast moeten watermonsters gekoeld (7℃) bewaard en getransporteerd worden en binnen 24 uur geanalyseerd zijn om te voorkomen dat bacteriën zich gaan vermeerderen. Hierdoor zal de uitslag hoger kunnen uitvallen. De analyse van het water moet door een gecertificeerd laboratorium (ISO 17025) worden uitgevoerd, volgens de standaardprocedure voor het meten van het coli getal. De uitslag is geldig voor een jaar, maar houdt er rekening mee dat microbiële verontreiniging van water kan variëren gedurende het jaar. Het is daarom raadzaam om meerdere keren per jaar water microbiologisch te laten analyseren. Uit onderzoek is gebleken dat de kans op overschrijding van de grenswaarde van 1000 kve/ 100 ml het grootst is op momenten van hevige regenval. Het is daarom raadzaam om in ieder geval één microbiële analyse uit te (laten) voeren in een periode dat er hevige regenval plaatsvindt. Dat gebeurt vaak in de zomer en daarom is deze periode voor telers ook het meest relevant voor microbiologische water analyse.
Water voor beregening kan over grote afstanden worden getransporteerd. De richtlijn in GLOBALG.A.P. is dat water dat wordt ingenomen voor beregening minimaal één keer per jaar microbiologisch geanalyseerd moet zijn op aanwezigheid van E. coli (zie E. coli voor meer informatie). Dat geldt voor alle soorten water, dus ook voor leidingwater en de monstername moet plaatsvinden op een plaats zo dicht mogelijk bij de toepassing. In dit geval zou dus water dat uit het spuitstuk komt moeten worden getest. |
