Versies vergeleken

Sleutel

  • Deze regel is toegevoegd.
  • Deze regel is verwijderd.
  • Formattering is gewijzigd.

Anker
Omhoog
Omhoog

Inhoudsopgave
minLevel1
maxLevel7
stylenone

3.4 De vacuümpomp

Vacuümaggregaat
De elektromotor en de vacuümpomp van een melkmachine samen noemen we het vacuümaggregaat. De elektromotor drijft de vacuümpomp aan. De vacuümpomp wekt het vacuüm op en via een stelsel van leidingen kan de melker op de gewenste plaats over dit vacuüm beschikken. 

De vacuümpomp
De vacuümpomp pompt de lucht uit de leidingen en andere onderdelen van de melkmachine. Op verschillende plaatsen van de melkmachine stroomt echter ook weer lucht naar binnen, bijvoorbeeld via de regulateur, de melkklauw en tijdens het aansluiten. Omdat de vacuümpomp sneller lucht uit de melkinstallatie haalt, dan dat er via de verschillende onderdelen weer instroomt, ontstaat er een onderdruk (vacuüm).

Op het moment dat het gewenste vacuümniveau is bereikt, laat de regulateur lucht toe, zodat het gewenste vacuümniveau stabiliseert (zie: vacuümregulateur). Vanaf dat moment stroomt er evenveel lucht de installatie binnen als de pomp er uit haalt. Het vacuümpeil blijft dan constant.

Als er onverwachts een bepaalde hoeveelheid lucht in de installatie komt zal de regulateur minder lucht toe laten. De vacuümpomp moet voldoende “overcapaciteit” hebben. De totale capaciteit van de pomp wordt aangegeven met de pompcapaciteit.Image Removed

...

Figuur 1. Waterringpompsysteem

...

Typen vacuümpompen
Er zijn drie typen vacuümpompen:

  1. schoepenpomp

  2. wateringpomp

  3. impellorpomp

De laatste twee gebruiken geen olie en zijn daardoor minder belastend voor het milieu.

...

De frequentieregelaar wordt vooral gebruikt bij grotere vacuümpompen of installaties. Bij het reinigen wordt wel met maximaal aantal toeren gewerkt om een flinke turbulentie van het reinigingswater te krijgen. De frequentierelaar kan niet in combinatie met een waterringpomp toegepast worden.

Omhoog

3.4.1 Schoepenpomp

De schoepenpomp kenmerkt zich door een liggend pomphuis, waarin een rotor met schoepen is geplaatst. De rotor is niet in het middelpunt van het pomphuis geplaatst. Doordat de schoepen door de centrifugaalkracht tegen de binnenkant van het pomphuis glijden, moet het systeem gesmeerd worden met olie. Vacuümpompen met metalen of kunststof schotten moeten met olie worden gesmeerd. Dit kan op twee manieren, namelijk met verbruiks- of gebruikssmering

  • Bij de verbruikssmering vindt toevoer van olie plaats door middel van een druppelsysteem. Deze olietoevoer functioneert alleen als de pomp vacuüm opwekt. De olie wordt één keer gebruikt en via de uitlaat afgevoerd.

  • Bij de gebruikssmering is in de uitlaat een reservoir aangebracht met daarin een hoeveelheid olie. De olie wordt door de vacuümpomp aangezogen. Via de uitlaat komt het olie/luchtmengsel in het reservoir. Hierin is een olieafscheider aanwezig. Vrijwel alle olie wordt hierdoor opgevangen, de olie circuleert nu meerdere keren. Op bepaalde tijden, bijvoorbeeld na 500 draaiuren, moet de olie ververst worden.

...

Figuur 2. Schoepenpomp

Omhoog

3.4.2 Waterringpomp

In het pomphuis van deze pomp bevindt zich een rotor met vaste schoepen. Water zorgt voor de afdichting en koeling. Tijdens het draaien vormt het water een “ring” tegen de wand van het pomphuis. De pomp is milieuvriendelijk omdat er geen olie wordt toegepast. Deze pomp is ook geluidsarm, maar vraagt echter wel ongeveer 30 procent meer energie dan de schoepenpomp. Deze pomp kan niet in combinatie met een frequentieregelaar.

Om te zorgen dat er altijd voldoende water in de wateringpomp zit, is er een watervoorraadvat op de pomp aangesloten. Tijdens het draaien vormt het water een „ring‟ tegen de wand van pomphuis. Er wordt continu water met de luchtstroom uit de pomp afgevoerd. Dit water wordt opgevangen in de waterafscheider, die in de uitlaat van de pomp zit. Vanuit deze waterafscheider stroomt het via een retourleiding weer terug in het voorraadvat. Het voorraadvat kan tevens met een vlotter op de waterleiding worden aangesloten. Het geheel moet natuurlijk wel vorstvrij opgesteld staan. Een frequentieregeling is bijna niet te gebruiken op deze soort pompen want bij een laag toerental "valt" het water naar beneden. Deze pomp wordt  niet veel meer toegepast.Image Removed

...

Figuur 3. Waterringpomp

Omhoog

3.4.3 Impellorpomp

Een derde type vacuümpomp is de impellorpomp. Deze pomp wordt vooral toegepast bij een automatisch melksysteem. De pomp werkt het best in combinatie met een frequentieregelaar. In het pomphuis van deze pomp zitten twee draaiende, metalen impellors . Beide impellors worden via een oliedichte tandwielkast aangedreven en draaien in tegenovergestelde richting. De impellors raken noch elkaar noch de wand van het pomphuis. In het pomphuis is dus geen smering nodig. Dat maakt deze pomp zeer schoon in het gebruik. Ook het geluidsniveau is laag.

De aandrijving van de vacuümpomp
De vacuümpomp van een melkstal wordt aangedreven door een elektromotor. Deze is:

  • goedkoop

  • bedrijfszeker

  • eenvoudig te bedienen

Vlak bij de elektromotor moet voor de veiligheid een aan - uitschakelaar te zijn aangebracht. Bij verplaatsbare melkinstallaties (zoals een weidemelkinstallatie en een verplaatsbaar AMS) heb je een aggregaat of aandrijving via de trekker nodig nodig.Image Removed

...

Figuur 4. Impellorpomp

Omhoog

3.5 De vacuümbuffer/vochtvanger.

De vacuümbuffer/vochtvanger is geplaatst tussen pomp en de vacuümleiding. Er bestaan verschillende modellen:

  • afneembare emmer tegen een deksel in de vacuümleiding;

  • omgekeerde emmer met losse bodemklep;

  • liggende (of staande) cilinder, soms met deksel in de zijkant of voorzien van een druppelaar.

Het is mogelijk om de vacuümleiding van binnen schoon te maken door water uit een emmer op te zuigen en op te vangen in de vochtvanger. Soms kan via een deksel de binnenkant van de vochtvanger met een borstel gereinigd worden.Image Removed

...

Figuur 5. Vochtvanger

De vacuümbuffer/vochtvanger heeft 2 taken:

  1. Vloeistof

    opvangen 

    opvangen 
    De vochtvanger zorgt ervoor dat alle vloeistof die eventueel in de leidingen komt, zoals condens, wordt opgevangen en niet in de vacuümpomp terecht komt. Er kan dus geen vocht in de vacuümpomp komen; die is daartegen beschermd.

    Als het vacuüm wegvalt, door bijvoorbeeld het uitzetten van de elektromotor, dan loost de vochtvanger het aanwezige vocht automatisch. Het vat is zo geconstrueerd dat als het, door welke oorzaak dan ook vol raakt, het vacuüm automatisch afgesloten wordt. Er kan dan geen vocht in de vacuümpomp zelf komen.

    2. Vacuümbuffer
    De vochtvanger kan beperkt als vacuümbuffer dienst doen. Als er bijvoorbeeld een melkstel afvalt waardoor extra lucht wordt aangezogen, wordt de extra lucht toevoer “opgevangen” door het vacuüm in dit vat. Mede hierdoor kunnen vacuümschommelingen worden beperkt. In installaties waar de vacuümpomp ver van de melkstal is aangelegd wordt vaak een extra balanstank in de installatie opgenomen.

    Nieuwere installaties kennen ook een veiligheidsventiel. Deze laat spontaan buitenlucht in de installatie als het vacuüm boven de 65 kPa komt. Dit veiligheidsventiel zit vlak na de vochtvanger. De werking van het ventiel is in principe gelijk aan die van een regulateur. 

    Image Removed


    Image Added


    Figuur 6. Veiligheidsventiel

Omhoog

3.6 De vacuümmeter

De vacuümmeter geeft het verschil in luchtdruk weer tussen de buitenluchtdruk en de druk in de melk - en vacuümleiding. Hoe hoger het getal op de vacuümmeter, hoe groter het verschil in druk buiten en binnen de leiding. Om te kunnen controleren of met het juist ingestelde vacuüm wordt gemolken, is er een vacuümmeter op de vacuümleiding gemonteerd (soms zelfs meer dan een). Bij een hoog vacuüm is er dus een groot drukverschil buiten en binnen de leiding. Een laag vacuüm geeft dus een klein druk verschil buiten en binnen de leiding. De vacuümmeter moet zo dicht mogelijk bij de melkstal worden geplaatst. De melker moet de  vacuümmeter in 1 oogopslag kunnen zien. 

...

Figuur 7. Sensorregulator

De vacuümmeter geeft dus het verschil aan tussen druk in d

e leiding en buitenlucht in kPa (= kilo Pascal).  Als de vacuumpomrp niet werkt staat de vacuümmeter op 0 kPa.

...

Veel gebruikte vacuümhoogtes worden hierna weergegeven. Het vacuüm waarmee gemolken wordt als alle melkstellen aangesloten zijn, is het bedrijfsvacuüm. Het bedrijfsvacuüm (af te lezen op de vacuümmeter) verschilt per melkinstallatie. Voor de verschillende installaties kunnen de volgende richtlijnen worden aangehouden:

  • grupstal met altijd hoogliggende melkleiding:              48 - 50 kPa;

  • melkstal met meetglazen met 10-kg streep op 1,60 m: 46 - 48 kPa;

  • melkstal met meetglazen met 10-kg streep op 1,20m:  44 - 46 kPa;

  • melkstal met laagliggende melkleiding:                         40 - 44 kPa;

  • Emmerinstallatie:                                                            40 - 44 kPa;

  • AMS:                                                                               42 - 45 kPa. 

Algemeen: een lager vacuüm is beter voor de slotgaten ivm blindmelken; een hoger vacuüm melkt sneller. Het bedrijfsvacuüm is zo afgeteld dat het vacuüm onder de speen ligt tussen de 34 en 40 kPa ( doordat er melk komt, valt er een stukje vacuüm weg) . 

Omhoog

3.7 Vacuümregulateur

Een vacuümregulateur moet tijdens het melken het ingestelde vacuüm vrijwel constant op het ingestelde niveau houden. De hoogte van het vacuüm van melkinstallaties op het meetpunt moet afgestemd zijn op de hoogte van het vacuüm tijdens het melken onder de speen.Image Removed

...

Figuur 8. Digitale vacuümmeter

...

Enkele tientallen jaren geleden werd vooral gebruik gemaakt van een veer – of een gewichtsregulateur. Op dit moment wordt de sensorregulateur veel gebruikt. Bij deze regulateur wordt het vacuüm stabieler geregeld. De luchtinlaat van de regulateur gebeurt namelijk niet op dezelfde plaats waar de druk wordt gemeten. De inlaat van deze regulateur wordt bediend door een veerregulateur. (zie in afbeelding het rechter onderdeel). Naarmate de veer verder wordt aangetrokken krijg je een hoger vacuüm boven de membraan (linker deel van het plaatje), waardoor de klep opgetild wordt. Er stroomt meer buitenlucht naar binnen waardoor het vacuüm in de installatie lager wordt. Image Removed

...

Figuur 9. Voorbeeld van een sensorregulator

Bij gebruik van een impellorpomp wordt vaak een kleine membraamregulateur (= alleen linkerdeel van het bijgevoegde plaatje: daar zit bovenin een membraam = ronde rubber schijf) met een frequentieregelaar geïnstalleerd. Met betrekking tot de regulateur komen we de afkortingen VRM = vacuumregel membraam of VRS = vacuumregel sensor tegen.

Omhoog

3.8 De vacuümleiding

De vacuümleiding zorgt voor de afvoer van de lucht vanaf de melkapparatuur naar de vacuümpomp. Deze leiding voert de lucht af die op verschillende plaatsen in de installatie komt. Deze lucht verdwijnt via de uitlaat van de vacuümpomp naar buiten.

...

Eisen aan de vacuümleiding:

  • corrosievrij zijn (gegalvaniseerd ijzer of kunststof)

  • op afloop liggen (ongeveer 1 cm per strekkende meter)

  • op de lage punten voorzien zijn van vochtdruppelaars/vochtventiel

  • een diameter die past bij de installatie

  • glad van binnen zodat er geen vuil en vocht aan de binnenkant hecht

Bij nieuwe installaties worden, in verband met standaardisatie, veelal kunststofleidingen toegepast met een diameter van 70 - 75  mm of groter. Eigenlijk hoort bij elke installatie een andere diameter. Hiervoor bestaan normtabellen.  Middels die normtabellen kan de benodigde diameter vacuümleiding van een installatie worden berekend. Vaak wordt 70 - 75 mm gebruikt omdat dit bij de meeste installaties voldoende is.

Vacuumvoerend gedeelte pomp en leidingen

Dairymaster 

 Delaval

"

Fullwood 

 GEA 

Boumatic 

SAC 

Lely 

Omhoog

3.9 Het melkstel

Het melkstel bestaat uit een melkklauw, vier tepelbekers met tepelvoeringen en per beker 1 korte pulsatieslang. Soms is de korte melkslang een onderdeel van de tepelvoering, soms is de korte melkslang een apart deel. Voor een goed resultaat en prettig melken zijn gewicht, inhoud en vorm van de klauw van belang.Image Removed

...

Figuur 10. Onderdelen van het melkstel

Het melkverzamelstuk en het luchtverdeelstuk vormen samen de melkklauw. De drukwisselaar (ook wel pulsator genoemd) zorgt voor het openen en sluiten van de tepelvoeringen. De combinatie van vacuüm onder de speen en het openen en sluiten van de tepelvoeringen zorgt er voor dat een koe gemolken wordt. Via de lange melkslang gaat de melk naar een melkmeetglas of de melkleiding.

De tepelhouders De tepelhouders van een melkstel bestaan uit: 

  • 4 tepelbekers

  • 4 tepelvoeringen

  • 4 korte melkslangen

  • 4 korte pulsatieslangen

...

Figuur 11. Onderdelen van een tepelhouder

Melkstellen worden steeds vernieuwd en verbeterd omdat de melksnelheid van de koeien steeds hoger wordt. Melkstellen die een te kleine melkafvoercapaciteit hebben zullen een zeer onstabiel vacuüm veroorzaken onder de speen. Dit zal meer speenwassen of natte spenen tot gevolg kan hebben. Dit kan een uierontsteking tot gevolg hebben.

Omhoog

3.10 De drukwisselingsysteem

Door de luchtdichte bevestiging van de tepelvoering in de tepelbeker ontstaat er een afgesloten ruimte tussen de voering en de beker die pulsatieruimte wordt genoemd. In deze pulsatieruimte kan afwisselend onderdruk en buitenluchtdruk tot stand worden gebracht. Dit wordt gedaan door de drukwisselaar.

...

De drukwisselaar
Tijdens het melken gaat de tepelvoering 50 tot 60 keer per minuut open en dicht. Deze beweging komt tot stand door de pulsatieruimte afwisselend in verbinding te brengen met het vacuüm en de buitenlucht. Een drukwisselaar zorgt voor deze wisseling.Image Removed

...

Figuur 12. Werking tepelvoering

...

Drukwisselaars zijn naar hun wijze van functioneren in te delen in twee groepen:

  • een drukwisselingssysteem per melkstel;

  • centrale drukwisselingssystemen (deze bedient de pulsatoren individueel of in groepen).

Een drukwisselaar is geconstrueerd als een driewegkraan met twee standen. De twee standen die ingenomen kunnen worden, maken twee verschillende verbindingen:

  • stand 1 maakt verbinding tussen de pulsatieruimte en de vacuümleiding (= zuigslag); (lucht stroomt in de pulsatieruimte)

  • stand 2 maakt verbinding tussen de pulsatieruimte en de buitenlucht (= rustslag) (lucht stroomt uit de pulsatieruimte)

Een drukwisselaar kan simultaan of alternatief werken. Tegenwoordig wordt vooral het elektronische drukwisselingssysteem toegepast. Het elektromagnetische systeem beschikt over een microprocessor, die als stuureenheid voor de elektromagneet wordt gebruikt. De microprocessor kan zo worden geprogrammeerd, dat hij ook dient als stuureenheid voor hulpapparatuur, zoals lichtsignalering, melkstop-, afneem- of stimulatie- apparatuur.Image Removed

...

Figuur 13. Drukwisselaar

...

Bij een alternatief systeem hebben 2 tepelbekers gelijktijdig de zuigslag of rustslag:

  • een linker- en een rechterpaar, of

  • een voor- en achterpaar.


Afstelling machine
De tepelvoering is het onderdeel van de melkmachine dat het meest met de koe in aanraking komt. Deze moet zeer precies werken:

...

Figuur 14. Effecten bouw en gebruik tepelvoering op het melken

Drukwisselingssystemen

Dairymaster 

 Delaval

"

Fullwood 

 GEA 

Boumatic 

SAC 

Lely 

Omhoog

3.11 De pulsatiecurve

De afstelling van een drukwisselingssysteem kan weergegeven worden met een pulsatiecurve. Dit is een grafiek waarin het vacuümverloop in de pulsatieruimte weergegeven wordt. Daarmee wordt indirect ook de beweging van de tepelvoering weergegeven.

...

Om de pulsatiecurve te analyseren wordt de curve voorzien van meetlijnen. De onderste meetlijn wordt 4 kPa boven de basislijn geplaatst, de bovenste meetlijn 4 kPa beneden de top van de curve (zie figuur). Op de snijpunten van de meetlijnen en de pulsatiecurve beginnen en eindigen de diverse fasen. De duur van een fase kan zowel in milliseconden als in procenten van de pulsatiecyclus worden weergegeven.

Omhoog