Spring naar het einde van metadata
Ga nar het begin van metadata

You are viewing an old version of this content. View the current version.

Vergelijk met huidige View Version History

« Vorige Versie 28 Volgende »

Iedereen heeft wel een beeld bij biologische landbouw. Vaak bestaat dat beeld uit wat de biologische landbouw niet doet: geen kunstmest, geen bestrijdingsmiddelen enz. Dat niet-beeld staat vaak in de weg: het roept vooral de vraag op naar wat biologische landbouw dan doet in de plaats van ‘gangbaar’ (‘welke biologische bestrijdingsmiddelen zijn er dan?’, ‘Hoeveel stalmest heb ik nodig om X kg kunstmest te vervangen?’). Maar wat is biologische landbouw dan wel?

Biologische landbouw is niet een pakketje alternatieven voor ‘gangbare’ manieren van werken om schadelijke effecten te voorkomen (denk aan uitputting bodem, residuen, uitspoeling). Wie biologisch werkt redeneert omgekeerd: hoe richt ik mijn hele bedrijf zo in dat schadelijke werkwijzen en ingrepen niet nodig zijn ? Dat systeem-denken, denken vanuit het geheel, staat centraal in de biologische landbouw.

Er zijn in de biologische landbouw meerdere stromingen met eigen bedrijfssystemen, In Nederland en Vlaanderen bestaat naast 'gewoon' biologisch alleen de biologisch-dynamische landbouw op 10% van het biologisch areaal (Nederland, 2018). De BD-landbouw hanteert eigen levensbeschouwelijke uitgangspunten, en hanteert regels die verder gaan dan die voor alleen biologisch. BD-landbouw voldoet echter ook volledig aan de definitie hieronder.

In deze paragraaf leren we wat de officiële definitie van biologische landbouw is. Dat geeft een inhoudelijke afbakening. Biologische landbouw is altijd ook wettelijk afgebakend met een keurmerk: er moeten immers garanties zijn dat het biologisch is als er ‘biologisch’ op staat. Daarover gaat hoofdstuk 5. Voor de wettelijke definitie zie de Verdieping hieronder.

Wat is biologisch écht, heel in het kort ?

De IFOAM-definitie

De ‘officiële’ definitie van biologische landbouw is die van IFOAM. Dat is de internationale koepel van organisaties van de biologische landbouw. Deze definitie is in het Nederlands:

"Biologische landbouw is een productiesysteem dat de gezondheid van de bodem, van ecosystemen en van mensen onderhoudt. Biologische landbouw vertrouwt op ecologische processen, biodiversiteit en kringlopen, aangepast aan de plaatselijke omstandigheden, in plaats van op hulpmiddelen (inputs) met schadelijke effecten.

Biologische landbouw combineert traditie, innovatie en wetenschap om te profiteren van het gedeelde milieu en bevordert eerlijke verhoudingen en een goede kwaliteit van leven voor alle betrokkenen.''

(vertaling auteur. In de Engelstalige definitie van IFOAM staat 'organic agriculture'. De titel ‘organic’ is gebruikelijk in veel landen, zeker in de Engelstalige. In Nederland, Vlaanderen en ook Duitsland is ‘biologisch’ gebruikelijk, maar de betekenis is hetzelfde)

Wat springt in de definitie van IFOAM naar voren?

onderhoudt de gezondheid van de bodem, van ecosystemen en van mensen : biologische landbouw bevordert de gezondheid, maar is er ook van afhankelijk. De bodem staat daarin centraal: biologische landbouw levert een gezonde, levende, bodem op maar kan ook alleen maar bestaan door en dankzij een gezonde bodem. De bodem is onderdeel van het  ecosysteem van het landbouwbedrijf. Een biologisch bedrijf werkt zoveel mogelijk aan en met een gezond ecosysteem, in plaats van met chemische ingrepen. Daardoor draagt het bij aan een gezond milieu en gezond voedsel, en dus aan de gezondheid van mensen.

vertrouwt op ecologische processen, biodiversiteit en kringlopen: een biologisch bedrijf stuurt op ecologische processen, op samenhang en relaties. Plaaginsecten worden bij voorbeeld liever niet bestreden maar voorkomen door sterke planten (resistenties) en natuurlijke vijanden van die plaaginsecten. Biologisch werken levert meer biodiversiteit op (meer verschillende soorten planten en dieren), die weer nodig is om biologisch te kunnen werken. Een voorbeeld is een grotere diversiteit van gewassen en ‘begeleidende natuur’ om natuurlijke vijanden leefruimte te bieden. Voedingsstoffen (nutriënten) worden zoveel mogelijk binnen het bedrijfssysteem geproduceerd en gehouden: een zoveel mogelijk gesloten kringloop.

aangepast aan de plaatselijke omstandigheden: een biologisch bedrijf werkt als een ecosysteem. Het moet daarom werken met de aanwezige levende en niet-levende factoren van dat systeem: plaatselijke omstandigheden als grondsoort, landschapstype en klimaat. Ongunstige omstandigheden kunnen minder dan in de gangbare landbouw worden gecompenseerd met (chemische) ingrepen. Het type bedrijf (soorten gewassen, akkerbouw en/of veeteelt e.d.) moet dus passen bij grondsoort en landschap. Biologische landbouw oefent daardoor ook minder druk op zijn omgeving uit (b.v. past vaak beter in het traditionele landschap).

combineert traditie, innovatie en wetenschap: door de grotere verwevenheid met plaatselijke omstandigheden sluit biologische landbouw vaak beter aan bij het traditionele landgebruik. Veel biologische boeren zijn ook bezig met landschapsbehoud en agrarisch natuurbeheer (maar dat is geen vereiste; er zijn op dit punt grote verschillen tussen bedrijven). Aan de andere kant is de biologische landbouw juist uiterst innovatief: technisch wordt alles uit de kast getrokken om onder de gekozen uitgangspunten rendabel te produceren en voldoende en gezond product te leveren. Daarvoor is veel (ook wetenschappelijke) kennis nodig. Biologische bedrijven zijn vaak voorloperbedrijven.

bevordert eerlijke verhoudingen en een goede kwaliteit van leven: hier gaat het om zaken als eerlijke arbeidsverhoudingen, eerlijke handel en, uiteindelijk, een goede levenskwaliteit van werkenden en van de consumenten van biologische producten. Dit valt overigens (in Europa) buiten de wettelijke eisen waaraan biologische bedrijven moeten voldoen, maar veel biologische ondernemers zijn er wel mee bezig. Buiten Europa, en vooral in opkomende economieën zoals India, speelt dit motief een veel grotere rol en gaat de keuze voor biologisch vaak samen met de strijd voor landrechten, behoud van lokale gewassen en sociale rechtvaardigheid.

Wat is biologische landbouw volgens de EU-verordening?

De wettelijke definitie van wat biologische landbouw is staat in de de Verordening van de Europese Unie inzake biologische productie en etikettering . Dit is de basis voor alle regels die voor de biologische landbouw gelden (zie verder hoofdstuk 5). De nieuwe Verordening, die sinds 1 januari 2022 geldt, definieert de 'algemene beginselen', de principes, van wat biologische landbouw (en verwerking en handel van biologische producten) is.

De biologische productie is een duurzaam beheersysteem dat is gebaseerd op de volgende algemene beginselen:
a) eerbied voor de systemen en cycli van de natuur, het behoud en de verbetering van de toestand van bodem, water en lucht, van de gezondheid van planten en dieren, alsmede van het evenwicht daartussen;
b) de instandhouding van natuurlijke landschapselementen zoals natuurlijk erfgoed;
c) het verantwoord gebruik van energie en natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem, organische stoffen en lucht;
d) de productie van een grote verscheidenheid aan hoogwaardige levensmiddelen en andere landbouw- en aquacultuurproducten die beantwoorden aan de vraag van de consument naar goederen die worden geproduceerd met processen die geen schade toebrengen aan het milieu, de gezondheid van de mens, de gezondheid van planten of de gezondheid en het welzijn van dieren;

e) het waarborgen van de integriteit van de biologische productie in alle stadia van de productie, bereiding en distributie van levensmiddelen en diervoeders;

f) het passend ontwerpen en beheren van biologische processen, gebaseerd op ecologische systemen en met gebruikmaking van natuurlijke hulpbronnen die intern zijn aan het beheerssysteem, waarbij gebruik wordt gemaakt van methoden:
i) waarbij levende organismen en mechanische productiemethoden worden gebruikt;
ii) waarbij op bodemgebonden wijze gewassen worden geteeld of op grondgebonden wijze dierlijke productie plaatsvindt of waarbij aquacultuur wordt bedreven volgens het beginsel van de duurzame exploitatie van aquatische hulpbronnen;
iii) waarbij het gebruik van ggo’s, met ggo’s geproduceerde producten en door ggo’s geproduceerde producten, met uitzondering van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, uitgesloten wordt;
iv) die gebaseerd zijn op risicobeoordeling en, in voorkomend geval, op het gebruik van voorzorgsmaatregelen en preventieve maatregelen;

g) de beperking van het gebruik van externe productiemiddelen; waar externe productiemiddelen vereist zijn of de in punt f) bedoelde passende beheerpraktijken en -methoden niet bestaan, worden de externe productiemiddelen beperkt tot:
i) productiemiddelen van de biologische productie; in geval van plantaardig teeltmateriaal wordt de voorkeur gegeven aan rassen die geselecteerd zijn op hun vermogen om te beantwoorden aan de specifieke behoeften en doelstellingen van de biologische landbouw;
ii) natuurlijke stoffen of natuurlijke derivaten;
iii) minerale meststoffen met een lage oplosbaarheid;

h) de aanpassing van het productieproces, waar nodig en in het kader van deze verordening, om rekening te houden met de gezondheidstoestand, regionale verschillen in ecologisch evenwicht, klimatologische en plaatselijke omstandigheden, ontwikkelingsstadia en specifieke houderijpraktijken;
i) de uitsluiting uit de volledige biologische voedselketen van het klonen van dieren, van het houden van dieren met kunstmatig geïnduceerde polyploïdie en van ioniserende straling;
j) de inachtneming van een hoog niveau van dierenwelzijn, rekening houdend met soortspecifieke behoeften.

Een hele mond vol, Toch de moeite waard om eens goed door te lezen, want eigenlijk zit alles erin. Wat opvalt is de positieve insteek: vooral aangeven wat biologische landbouw en productie wél is (de beginselen, principes). Dat kun je lezen als een duidelijke opdracht voor iedereen die met biologische bedrijfsvoering aan de slag wil. Wat echt niet kan en mag wordt ook duidelijk aangegeven (geen genetisch gemanipuleerde organismen - ggo -, beperkingen op 'externe productiemiddelen' (= gewasbeschermingsmiddelen en aangevoerde meststoffen), geen klonen van dieren.





  • Geen labels