Opname 2 in de tabel hieronder bevat veel soorten uit de Klasse der matig voedselrijke graslanden Molinio-Arrhenathereta (r16) en uit de Klasse der kleine zeggen Parvocaricetea (r9). De toedeling is gedaan aan de hand van de tabellen in De Vegetatie van Nederland deel 2 (pg 224, 225) en deel 3 (pg 167-169). Het aandeel soorten uit klasse 16 overheerst, zowel wat betreft aantal als bedekking. De soorten binnen deze klasse duiden op de orde Molinietalia (r16A), verbond Junco-Molinion (r16Aa) en associatie Cirsio-Molinietum dissecti (r16Aa1), oftewel blauwgrasland. Uit de tabel van de klasse 16 (pg 168) blijkt dat soorten van de klasse 9 Parvocaricetea relatief veel voorkomen in het betreffende verbond, dus dit is niet vreemd.
In de tabel van de associatie Cirsio-Molinietum dissecti (pg 173) blijkt dat Waternavel (Hydrocotyle vulgaris ) en Riet (Phragmites australis) duiden op de derde subassociatie peucedanetosum (zie ook de Veldgids Plantengemeenschappen, pg 222). Ook Wateraardbei (Comarum palustris; onder de naam Potentilla palustris), en de veenmossen Sphagnum fallax (= S. recurvum) en Sphagnum palustre hebben in deze subassociatie de hoogste frequentie.
Samenvattend duidt de structuur (hooiland) op een grasland of veenvormende vegetatie van de Klasse van de Kleine zeggen. De totale soortensamenstelling wijst duidelijk op de klasse r16 en de associatie Cirsio-Molinietum dissecti. Een aantal soorten van klasse r9 wijzen vervolgens op de subassociatie peucedanetosum. Bij deze subassociatie is te lezen dat deze voornamelijk voorkomt in de laagveengebieden en beekdalen. Het Bossche Broek ligt in een overgang van beekdalen (Dommel) naar het rivierengebied (Maas), waarbij laagveenachtige situaties ontstaan.