- Gemaakt door Tessa Jacobs op dec. 11, 2023
You are viewing an old version of this content. View the current version.
Vergelijk met huidige View Version History
Versie 1 Volgende »
Niet alle resultaten van fokken zijn positief. Er zijn voorbeelden waarbij selectief fokken te ver is gegaan. Er zijn ook voorbeelden waarbij selectief fokken bepaalde kenmerken heeft verbeterd, maar tegelijkertijd en onbedoeld andere kenmerken die niet onder selectie waren, heeft verslechterd: de zogenaamde negatief gecorreleerde responsen. Beide negatieve gevolgen van selectie zijn vaak moeilijk te voorspellen en worden ook pas achteraf opgemerkt. Dit komt omdat het tijd kost om te beseffen dat negatieve effecten structureel in plaats van toevallig zijn en in een al in grote frequentie voorkomen in de populatie. Zelfs dan is het vaak nog lastig om te erkennen dat de negatieve consequenties voortkomen uit selectief fokken. Veranderingen gaan langzaam, dus veelal raakt men er geleidelijk aan gewend.
Negatieve effecten in de hondenfokkerij
Duidelijke voorbeelden van selectie die te ver is gegaan, kunnen gevonden worden in de hondenfokkerij. Dit komt deels doordat selectief fokken in honden al erg lang gaande is, maar ook omdat sommige hondenrassen puur en alleen gefokt zijn op uiterlijk. De meest extreme looks hebben dan ook de neiging om vaker de voorkeur te krijgen, dus selectie in deze rassen is nog steeds op extreem uiterlijk (zie voor voorbeelden Figuur 7). Het is een feit dat de vorm van de schedel bij sommige rassen zo veranderd is dat eten lastig is geworden voor deze honden, omdat de bovenste kaak korter is dan de onderste kaak. Dit is het geval bij Boxers en Bulldogs. Andere veranderingen in de schedel geven problemen met ademhalen, doordat de bovenste kaak korter is wat bij honden een (gewenste) platte neus geeft. Sommige rassen hebben voortplantingsproblemen en/of problemen bij de geboorte (zoals een Bulldog). ook zijn er rassen die een risico hebben dat de ogen uit hun oogkassen vallen, omdat hun schedel te klein is voor hun ogen (zoals een Pekingees, Chihuahua). Dit zijn allemaal voorbeelden van hondenrassen waarbij de selectie veel en veel te ver is gegaan, waarbij de meeste gevallen te maken hebben met selectie kenmerken die gerelateerd zijn aan de schedel.
Andere raskenmerken die niets te maken hebben met het verhogen van het dierenwelzijn, zijn bijvoorbeeld te lange oren, zodat infecties vaak voorkomen (bijvoorbeeld de Basset Hound), of een lange rug en nek, zodat er vaak tussenwervelschijf ziekte voorkomt (bijvoorbeeld de Teckel), of te veel overtollige huid, zodat er een ontsteking ontstaat tussen de plooien (bijvoorbeeld de Bulldog), of een te schuine rug, zodat er vaak heupproblemen ontstaan (bijvoorbeeld de Duitse herder). Al deze voorbeelden hebben betrekking op het selectief fokken op een extreem uiterlijk, want dat is wat uiteindelijk wint in een hondenshow. Terugkijkend beseffen we allemaal dat we te ver zijn gegaan, maar dat besef komt pas heel langzaam omdat de mensen wennen aan dieren met bepaalde kenmerken. Ze beschouwen sommige kenmerken niet als abnormaal ,omdat we ze al zo lang zo zien. Belangrijk is dat men beseft dat deze effecten kunnen worden door teruggedraaid door te selecteren in de tegengestelde richting.
Negatieve effecten bij het fokken van landbouwhuisdieren
Het zijn niet alleen de honden waar wij door middel van selectief fokken te ver zijn gegaan. Selectie op grote en zware nakomelingen heeft bijvoorbeeld geresulteerd in een grotere fractie moeilijke geboortes; soms moet er zelfs een keizersnede aan te pas komen om Texelse schapen te laten bevallen. Een keizersnede is bijna standaard in grote rundvee vleesrassen zoals de Belgische Witblauwe en het Nederlandse Verbeterde Roodbonte rund. In het Texelse schaap heeft selectie tegen moeilijke geboortes geresulteerd in een verlaagde fractie dieren die hulp nodig hebben tijdens de bevalling. In deze gevallen kon het proces dus worden omgekeerd. Maar in de Belgische Witblauw een de Nederlandse Verbeterde roodbonte is de situatie vele malen erger en zal een omkeringsproces meerdere generaties nodig hebben.
|
Figuur 8. Genetische trends in een aantal vruchtbaarheidskenmerken in de melkveepopulatie in het Verenigd Koninkrijk, uitgedrukt als PTA per stier per geboortejaar (YOB) voor tussenkalftijd (CI), lichaams conditie score (BCS), melk, aantal dagen tot eerste inseminatie (DFS), non-return ratio op 56 dagen (NR56, en aantal inseminaties (INS). Een PTA staat gelijk aan de helft van de geschatte fokwaarde: het is dat deel van erfelijke aanleg van de stier dat doorgegeven wordt aan de nakomelingen. Bron: Wall et al., 2003 |
Geboorte problemen zijn niet de enige onbedoelde negatieve gevolgen van selectief fokken in landbouwhuisdieren. Vergeet niet dat het de bedoeling was om veel voedsel te produceren, maar goedkoop, zodat het voor iedereen beschikbaar zou zijn. Dit heeft geresulteerd in intensieve veehouderijsystemen, zoals men tegenwoordig ziet bij varkens en pluimveehouderijsystemen, waar de dierlijke producten moeten worden geproduceerd met zo weinig mogelijk kosten. Dus snelle groei of meer eieren met minder voer. Dit is voor vele jaren heel goed gegaan en fokkers dachten dat er geen grenzen waren aan de genetische verbetering van de populatie omdat de productie lineair toenam. Helaas werd in de jaren 80 duidelijk dat er ook enkele negatieve gevolgen zaten aan sterke selectie op prestatiekenmerken in varkens en kippen. Bijvoorbeeld vleeskuikens die metabole gezondheidsproblemen als gevolg van hun snelle groei lieten zien, legkippen kregen een verhoogde kans op botbreuken, omdat ze niet voldoende calcium konden opnemen in vergelijking met de enorme toename in het aantal eieren die ze produceerden, en melkkoeien en zeugen kregen een verminderde vruchtbaarheid tijdens hoge productieperiodes. Dit wordt geïllustreerd in Figuur 8, waarbij de trends in tussenkalftijd, conditiescore, melkproductie, dagen tot inseminatie, non-return ratio en gemiddeld aantal inseminaties per dracht worden weergegeven als halve fokwaarde (PTA) van de stier.
Deze PTA wordt vooral in het Verenigd Koninkrijk gebruikt om aan te geven welk deel van de fokwaarde overgedragen wordt aan de nakomelingen. Sinds deze problemen geconstateerd zijn, is de selectiedruk verschoven van voornamelijk prestaties naar meer aandacht voor de gezondheid van dieren en voortplantingsprestaties. Deze verschuiving is de trend geworden in alle soorten landbouwhuisdieren. Met figuur 8 als voorbeeld bij melkvee zien we, in de afvlakkende hellingen, dat deze verschuiving in selectie is begonnen in het begin van de jaren 90.
- Geen labels