Bladgewas
Bladgewassen worden vaak kort geteeld, groeien dicht bij de grond en worden vaak vers en onverhit geconsumeerd. Om deze redenen zijn bladgewassen risicovoller als het om veiligheid van voedsel gaat. Als ziekteverwekkers aanwezig zijn in mest, dan gaan ze na bemesting van het perceel via grond over naar het gewas. Vooral gronddeeltjes op het gewas, bijvoorbeeld na hevige regenval of tijdens oogsten, zijn verantwoordelijk voor het overbrengen van ziekteverwekkers naar bladgewassen. Het is daarom belangrijk om te voorkomen dat gronddeeltjes op het gewas terechtkomen.
Boom en struik
In tegenstelling tot bladgewassen is de afstand tussen grond en de oogstbare delen van bomen en struiken groot. Daarom is de kans op besmetting door opspattende gronddeeltjes na bemesting van het perceel klein. Ook is de teelt van oogstbare producten aan bomen en struiken lang waardoor de kans op besmetting laag is omdat ziekteverwekkers zullen afnemen in grond na bemesting.
Bloemknoppen
Zodra de bloemknop dicht zit is het vruchtbeginsel beschermt tegen besmetting met ziekteverwekkers uit opgespatte grond. Als de bloemknop open staat, dan kunnen ziekteverwekkers op het vruchtbeginsel terechtkomen en aanwezig blijven tot na de ontwikkeling en rijping van de vrucht.
Tijdsinterval van 60 dagen
Een minimale tijdsinterval van 60 dagen tussen bemesting en oogst wordt aangehouden. De reden hiervoor is dat eventuele ziekteverwekkers in mest, en dus ook in bemeste grond, zullen afsterven. Daardoor is de kans op besmetting van oogstbare producten klein en eventuele risico’s voor de voedselveiligheid aanvaardbaar.
Bemesting voorafgaand aan planten
Wanneer er bemest wordt na het planten, dan zullen de planten met hun oogstbare producten direct in contact komen met dierlijke mest. De kans op besmetting van de oogstbare producten is dan hoog, met onaanvaardbare risico’s voor de voedselveiligheid. Wanneer mest voorafgaand aan planten in de grond wordt aangebracht, dan is er geen direct contact tussen plant en mest. Een langere verblijftijd van een ziekteverwekker in grond leidt tot meer afsterving waardoor besmettingskansen lager worden na langere interval periodes tussen bemesting en oogst. Hoe langer de intervalperiode, hoe kleiner de kans op besmetting met ziekteverwekkers.