12.4.1.3: Effecten van genomic selection (Nieuw)

Alleen het verkorten van het generatie interval resulteert al in een verdubbeling van de selectierespons per jaar (zie de volgende figuur; de genomic selection is gestart in 2007). Bovendien geeft genomic selection een hogere betrouwbaarheid, vooral bij de koeien en het jongvee. Al op de leeftijd van 3 weken direct na de geboorte, als DNA wordt afgenomen en geanalyseerd, is de betrouwbaarheid van de fokwaarde voor de melkproductie van de kalveren al 0,65. Zonder genomic selection is dit 0,30 en na drie lactaties als koe nog steeds niet hoger dan 0,50. Dit maakt het voor veehouders ook aantrekkelijk om genomic selection in te zetten voor de selectie van de vaarskalveren die ze aan willen houden als toekomstige melkkoe.

De waarde van genomics wordt geïllustreerd in de volgende tabel met verschillende groepen van eigenschappen. De gegroepeerde eigenschappen verschillen in erfelijkheid en in de leeftijd van de dieren wanneer de eigenschappen tot expressie komen. Dit laatste bepaalt in grote mate de potentiële waarde van genomic selection. Het potentieel is het grootst voor de eigenschappen die laat in het leven van een dier beschikbaar komen. De waarde is echter het grootst voor voeropname. Het vastleggen van dat kenmerk is kostbaar en wordt op een beperkt aantal bedrijven uitgevoerd. Maar de referentie populatie van 10.000 koeien met genomische en voeropnamegegevens is zeer effectief in de genomic selection op voerefficiëntie, ondanks dat deze referentie-populatie minder dan 1 procent (de fenotypische fractie) van de Eurogenomics-populatie van 10 miljoen Holstein Friesian koeien omvat.

NLD/FLA is de CRV-populatie in Nederland en Vlaanderen. De organisaties die bijdragen aan de referentiepopulatie van EuroGenomics zijn: Allice (namens EVOLUTION, Origen Plus, Gènes Diffusion), CRV, Viking Genetics, Vit en DHV, Conafe, Genomika Polska (namens de Poolse federatie van veehouders en melkveehouders en de 4 Poolse KI-centra).