/
4.1 Theorie van het bewaren, deel 1

4.1 Theorie van het bewaren, deel 1

Inleiding

Als de aardappelen zijn gepoot en het groeiseizoen begint, zorg je goed voor het gewas. De aardappelen moeten kunnen groeien zonder ziekten. Dit is een periode van drie tot vier maanden. De rest van het jaar liggen de aardappelen in opslag. Als je niet goed weet hoe de aardappelen moeten worden bewaard, verliest de opbrengst aan kwaliteit en kwantiteit. De bewaarcomputer doet alleen dat wat jij als teler invoert en opgeeft. Een goede bewaring vraagt dus kennis van bewaring.

Video: Bewaring: theorie 1 

Vragen

Stelling: Aardappelen moeten meestal voor lange of minder lange tijd worden bewaard. Maar een klein deel wordt gebruikt voor directe consumptie of verwerking. Wie goed bewaart, die heeft wat!

1.a Leg uit wat dit betekent voor de aardappelbewaring.

1.b Welke aspecten spelen een rol bij aardappelbewaring? Noem er drie.



2.a Hoe bewaren jullie thuis of op je stagebedrijf de aardappelen en hoe lang?

2.b Is dit naar jouw mening een goede manier?

2.c Wat valt er nog te verbeteren? Noem de twee belangrijkste punten.



3. Noem de vier stadia van de aardappelbewaring.



4.a Wat is een wondhelingsperiode?

4.b Bij welke temperatuur vindt wondheling goed plaats?

4.c Hoe lang duurt de wondhelingsperiode?



5. Wat is behalve de temperatuur ook van belang tijdens de bewaring?



6.a In welke fase van bewaring moeten de ventilatoren het meest draaien?

6.b Wat gebeurt er met de aardappelen en de relatieve luchtvochtigheid (rlv) als je te veel ventileert?



7.a Wat is het dauwpunt van ventilatielucht?

7.b Kan warme lucht meer water bevatten dan koude lucht?

7.c Wat zegt dit over het dauwpunt van warme en koude lucht?

7.d Leg uit wanneer ventilatielucht drogend is.

7.e Waarom moet de rlv van ventilatielucht altijd kleiner zijn dan 100%?



8.a De aardappel verliest vocht door zijn huidmondjes. Bij welke temperatuur heeft een aardappel de kleinste ademhalingsactiviteit?

8.b Welke invloed heeft de rlv hierop?

8.c Welke invloed heeft ventilatie hierop?



9. Leg het bewaarsysteem 'bulkbewaring' uit en gebruik daarbij de volgende termen: 'bovengronds of ondergronds kanaal', 'drukkamer', 'geforceerd' en 'mengpositie luchtklep'.



10. Omschrijf de luchtstroom in een geforceerde kistenbewaring en leg uit hoe je deze kunt regelen.



11. Omschrijf de luchtstroom in een geforceerde zuigsysteembewaring en leg uit hoe je deze kunt regelen.



12. Omschrijf de luchtstroom in een ruimteventilatiesysteem en leg uit hoe je deze kunt regelen.



13.a Leg uit wat de tegendruk van aardappelen is.

13.b Waarom hebben uien een hogere tegendruk?