Vragen Agrobiodiversiteit

De biodiversiteit op agrarische bedrijven of agrobiodiversiteit, speelt een belangrijke rol in een natuurinclusieve landbouw.
Je kunt die agrobiodiversiteit typeren aan de hand van;

  • Gezonde bodem

  • Specifieke soorten – dieren en planten

  • Landschap.

De soorten, bodem, landschapelementen en verbindingszones hangen nauw met elkaar samen maar we behandelen ze als afzonderlijke thema’s.


Gezonde bodem

  1. In de bodem leven verschillende organismen. Wat verstaan we onder een organisme?

  2. We kunnen organismen verdelen in micro organismen en macro organismen. In de tekst worden een aantal voorbeelden genoemd. Geef aan of het micro- of macro organismen zijn.

  3. Bodemorganismen hebben invloed op de groei van planten. In de tekst worden er zes genoemd. Welke zes?

  4. Waarom zijn weidevogels gebaat bij een gezonde bodem?

  5. Waarom is de bodembiodiversiteit in grasland hoger dan in akkerland?

  6. In de tekst worden vijf voorbeelden genoemd hoe we bodemleven kunnen beïnvloeden. Welke zes?

Specifieke soorten – dieren en planten

  1. Rond het agrarische bedrijf vind je verschillende soorten vogels. Bijvoorbeeld weidevogels. Zoek van drie weidevogels een afbeelding en zet de naam erbij.

  2. Waar leven weidevogels vooral van?

  3. Welke organisatie helpt de weidevogel?

  4. Op een boerenerf zijn kan je ook verschillende vogels. Zoek van drie erfvogels een afbeelding en zet de naam erbij.

  5. Hoe kun je boerenlandvogels (akkervogels) helpen?

  6. Welke organisatie helpt de boerenlandvogels?

  7. Welke typische akker(on)kruiden zijn verdwenen?

  8. In de tekst worden twee redenen genoemd waarom deze kruiden zijn verdwenen. Welke twee?

  9. Akkerkruiden zijn een voedselbron voor insecten. Waarvoor hebben wij insecten nodig?

  10. Maak een voedselweb van een weiland of een akkerland.

  11. Naast vogels zijn er op een agrarisch bedrijf nog meer (erf)dieren. Zoek voor drie (erf) dieren een afbeelding en zet de naam erbij.

Landschap

  1. Noem enkele voorbeelden van ‘boerenlandschap’ die al van oudsher deel uit maken van het landschap.

  2. Noem nog twee ‘boerenlandschappen’.

  3. Woon jij ook in een typisch boerenlandshap? Zo ja welke.

  4. Noem enkele erfdieren op een boerenbedrijf met bij elk het voedsel dat ze eten?

  5. Maak een voedselweb waarin het boerenerf een rol speelt.

  6. Veel landschapselementen zijn afgelopen eeuw verdwenen. Waarom denk jij?