Spring naar het einde van metadata
Ga nar het begin van metadata

You are viewing an old version of this content. View the current version.

Vergelijk met huidige View Version History

« Vorige Versie 6 Volgende »

3.20 Onderhoud

De melkmachine speelt een belangrijke rol bij de verwerving van het inkomen op het melkveehouderijbedrijf. Het is daarom belangrijk dat deze installatie in een uitstekende staat van onderhoud verkeert. Onderhoud aan een melkinstallatie betekent dat je geregeld onderdelen moet:

  • controleren (bijvoorbeeld het vacuümniveau);
  • schoonmaken (bijvoorbeeld stoffilters van de drukwisselaars);
  • afstellen (bijvoorbeeld V-snaarspanning);
  • vervangen (bijvoorbeeld lekkende slangetjes).
  • controle reinigingsapparatuur

Problemen tijdens het melken

De verantwoordelijkheid voor de melkmachine ligt op de eerste plaats bij de melker zelf. Hij kan het noodzakelijke dagelijkse en periodieke onderhoud zelf uitvoeren, zoals olie bijvullen of verversen en filters reinigen. Ook tijdens het melken moet de melker de werking van de gehele installatie en de belangrijkste onderdelen in de gaten houden. Als hij afwijkingen constateert die hij niet zelf kan verhelpen, kan hij een beroep doen op de onderhoudsmonteur. Wanneer je een melkinstallatie niet goed onderhoudt, kun je problemen krijgen op het gebied van:

  • uiergezondheid;
  • melkkwaliteit;
  • defect aan de melkmachine tijdens het melken.

Uit Melkveehouderij: "Gezonde melk komt uit niet beschadigde spenen met een sluitend slotgat" 2011

3.21 Groot en klein onderhoud

Omdat een melkinstallatie uit veel onderdelen bestaat, is het organiseren van het onderhoud erg lastig • niet alle onderdelen moeten namelijk even vaak onderhouden worden; • niet alle onderdelen zijn even makkelijk te onderhouden.

 Sommige zaken moeten dagelijks gebeuren en sommige maar eens per jaar. Aan sommige onderdelen kun je zelf onderhoud plegen (klein onderhoud). Door gebrek aan kennis en/of gereedschap kun je bepaald onderhoud beter door een ander laten doen (groot onderhoud).Melkveehouders laten het groot onderhoud veelal via een abonnement door de melkmachinedealer uitvoeren. Dan wordt tevens een meet- en adviesrapport opgesteld, als bewijs voor de goede technische toestand van de installatie.

Wijze waarop klein onderhoud wordt uitgevoerd Het vergt discipline om met een vaste regelmaat alle onderdelen van je melkinstallatie te controleren. Vaak komt het er bij de veehouders op neer dat ze tijdens de dagelijkse werkzaamheden dan eens naar dit onderdeel kijken en dan naar dat onderdeel. Met het risico dat er wel eens wat wordt vergeten.

Meer informatie over het onderhoud is te vinden in het Handboek Melkveehouderij H 9.4 Onderhoud van de melkinstallatie.

Omhoog

3.22 Tepelvoering

Eén van de meest bewegende onderdelen van de melkmachine is de tepelvoering. Dit is tevens het onderdeel dat contact heeft met de koe. Deze mag dan ook niet verouderd raken.

Tepelvoeringen worden onder spanning in de melkbeker geplaatst. De spanning zorgt mede voor een goede beweging van de tepelvoering. Na enige tijd treedt er elasticiteitsverlies op, waardoor de voering later, of soms onvolledig opent en daardoor eerder sluit.

Figuur 1. 

Naarmate de tepelvoeringen ouder worden verloopt het melken langzamer. Bij sommige merken kan de tepelvoering worden ‘doorgetrokken’, hierbij wordt de tepelvoering opnieuw onder spanning in de tepelbeker geplaatst. De levensduur van tepelvoeringen is meestal zo’n 2.500 melkingen. Hierna moeten ze vervangen worden (tabel 1). Zeer soepele tepelvoeringen zullen iets sneller aan vervanging toe zijn dan stuggere.

De levensduur wordt mede bepaald door de reiniging. Het gebruik van chloor versterkt de aantasting van het rubberoppervlak, waardoor de tepelvoeringen sneller ruw worden. Bij zeer hoge temperaturen zullen er eerder haarscheurtjes ontstaan in de tepelvoering (cracking).

In automatische melksystemen vinden dagelijks vaak meer dan 150 melkingen per box plaats. De genoemde 2500 melkingen worden dan vaak al in enkele weken gehaald. Omdat de tijdsduur per melking korter is kunt u deze voeringen elke 3 tot 4 weken vervangen.

Siliconen tepelvoeringen blijken in de praktijk 2 tot 3 keer langer mee te gaan, maar de aanschafprijs is hoger. Wat betekenen die 2500 melkingen voor uw bedrijf? Klik hier door naar de rekentool Rekentool en bekijk wanneer uw tepelvoeringen aan vervanging toe zijn of kijk naar de onderstaande tabel.

Tabel: Maximale gebruiksduur in dagen bij verschillende melksystemen bij tepelvoeringen met een levensduur van 2.500 melkingen (tweemaal daags melken)

aantal melkstallen386121620
Koeien





30125333250


5075200150300

80
12594187250
120


125167208

Omhoog

3.23 Meet en adviesrapport

Figuur 2. Meet- en adviesrapport

Het meet en adviesrapport 
Ieder jaar wordt er van de melkmachine een meet- en adviesrapport gemaakt.  Ook voor automatische melksystemen is er een rapport. Op deze wijze kunnen problemen met o.a. celgetal (uiergezondheid), kiemgetal (reiniging) en zuurtegraad van melkvet (leklucht) worden voorkomen. 

Maar ook problemen met lastige koeien of het niet goed uitmelken van de koeien kan met goed preventief onderhoud worden voorkomen. Vaak wordt vanuit de kwaliteitsborgingsystemen van de zuivelindustrie jaarlijks onderhoud verplicht gesteld.

Het meet- en adviesrapport wordt opgesteld door KOM gecertificeerde onderhoudsmonteurs. De monteurs hebben hiervoor een opleiding bij de stichting kwaliteitonderhoud melkinstallaties (stichting KOM) gevolgd. De rubrieken zijn:

    • Rubriek 1 : Algemene bedrijfsgegevens
    • Rubriek 2: Vacuümhoogte en werking regulateur
    • Rubriek 3: Luchtverbruik en beschikbare capaciteit van de melkinstallatie
    • Rubriek 4: Beoordeling en soort drukwisselingssysteem
    • Rubriek 5: werking reiniging en hulpapparatuur
    • Rubriek 6: Hygiëne status installatie


Bij het opstellen van het meet- en adviesrapport worden er 2 metingen uit gevoerd. De eerste meting betreft de situatie zoals men de installatie aantreft. Deze meting is niet verplicht. De tweede meting is de situatie na de uitgevoerde werkzaamheden. Dus zoals men de installatie achterlaat. Deze tweede meting moet altijd ingevuld worden.

De “donker”onderdelen moeten worden gemeten. De gegevens uit op de “witte” regels worden berekend.

Borgingspunten
Borgingspunten staan vetgedrukt op het meet en adviesrapport. Deze vetgedrukte onderdelen zijn belangrijk omdat ze van invloed zijn op de kwaliteit van de melk of op diergezondheid (mastitis). Zo zegt de hygiëne status iets over de kans op een kiemgetalverhoging. En de hoeveelheid leklucht op de melkleiding iets over de mogelijke risico van vrije vetzuren.

De borgingspunten moeten voldoen aan de eisen, anders mag er geen erkenningssticker worden afgegeven. De eisen zijn de zgn. ISO normen (wereldwijde normen). De monteur zal ook aangeven op welke meetpunten hij zijn meetapparatuur heeft geplaats. Eventuele opmerkingen worden aan de rechterzijde en onderzijde ingevuld. De monteur geeft na afloop van de meting een korte toelichting aan de veehouder.

Figuur 3. Meet- en adviesrapport

Omhoog

3.24 Algemene bedrijfsgegevens

In dit eerste onderdeel wordt aangegeven hoe de machine eruit ziet. De monteur weet dan welke normen gebruikt moeten worden. De laatste kwaliteitsgegevens van de melklevering worden gebruikt om de veehouder na afloop goed advies te kunnen geven. De melkleiding kan zowel rondgaand, van 2 zijden aansluiten op de melkluchtafscheider of van één zijde. Samen met het type melkinstallatie en de melkopvoerhoogte heeft het invloed op de te gebruiken normen. De maximale melkopvoerhoogte is de afstand tussen de koestand en het hoogste punt van de melkleiding. Bij een laagliggende melkleiding, die onder de putrand ligt, wordt hier een 0 ingevoerd.

Bij zelfsluitende melkklauwen wordt het vacuüm volledig afgesloten wanneer het melkstel afvalt. Wanneer dit niet het geval is wordt er veel lucht gezogen en wordt de norm voor reservecapaciteit met 200 liter verhoogd. De volledige gegevens van het invulformulier vindt u in de bijlage.

Figuur 4. Meet- en adviesrapport: vacuümhoogte en werking regulateur

Omhoog

3.25 Vacuümhoogte en werking regulateur

Een te hoog Vacuüm geeft speenproblemen en een te laag vacuum kan ervoor zorgen dat de dieren traag en niet goed worden uitgemolken. In deze rubriek wordt gekeken naar de vacuumhoogte in relatie met het al dan niet werken van de regulateur. De regulateur moet de schommelingen in de vacuumhooge opvangen, Het verschil in gemeten vacuumhoogte tussen het wel of niet in werking hebben van het pulsatiesysteem en de melkstellen zegt iets over de regulateur. Kan de regulateur de vacuümdalingen tijdens het melken opvangen. Deze vacuümdalingen mogen niet groot zijn.

Natuurlijk moet de bedrijfsvacuummeter en de controlemeter een gelijk vacuum aangeven(max 1 kPa verschil). Is dit niet het geval dan moet de oude meter vervangen worden.

In grupstallen met een lange vacuümleiding kan drukverlies optreden als gevolg van vervuiling. Dit is ongewenst, door spoelen en draineren kan deze vervuiling worden voorkomen. Bij een doorloopsysteem wordt dit gemeten tussen de vacuümpomp en de regulateur. Bij een grotere afwijking dan 2kPa moet de leiding worden schoongemaakt of vervangen door een ruimere diameter. 

Figuur 5. Meet- en adviesrapport: luchtverbruik en beschikbare capaciteit van de melkinstallatie

Omhoog

3.26 Luchtverbruik en beschikbare capaciteit

Deze onderdelen geeft het luchtverbruik van diverse onderdelen weer. Hoeveel leklucht treedt op bij de regulateur, de melkklauwen de melkleiding of zijn er nog andere plaatsen waar leklucht wordt ingelaten. Kapotte slangen bijvoorbeeld. Er wordt gekeken hoeveel lucht toegelaten kan worden bij een daling van 2 kPa. Deze hoeveelheid lucht wordt de reservecapaciteit genoemd.

Behalve voor de verschillende onderdelen wordt ook gekeken hoeveel lucht de regulateur doorlaat. De leklucht van de regulateur. Op deze wijze wordt stap voor stap de leklucht van het drukwisselingssysteem, de melkmeters, melkmeetglazen, melkleiding e.d. gemeten.

Mocht uit de metingen blijken dat de capaciteit van de vacuümpomp is teruggelopen dan wordt de capaciteit van de vacuümpomp gemeten. Indien dit voldoende is dat hoeft 3.11 en 3.12 niet gemeten te worden.

Figuur 6. Meet- en adviesrapport: beoordeling en soort drukwisselingssysteem

Omhoog

3.27 Beoordeling en soort drukwisselingssysteem

In de tabel hierboven wordt met name het drukwisselingssysteem bekeken. Het aantal pulsaties per minuut en de lengte van de zuigfase( a + b ) en de rustfase (c + d ) Richtlijnen voor de lengte zijn: de a-fase niet langer dan 20%, de b-fase tenminste 30%, maar de praktijk leert dat het wenselijk lijkt dat de b-fase tussen de 40 en 55% van de cyclustijd moet zijn. De c-fase is korter dan de a-fase. De d-fase mag niet korter zijn dan 15%.
Het pulsatiesysteem is een belangrijk onderdeel en is direct van invloed op het correct melken van de koeien, daarom is het pulsatiesysteem een borgings punt. Melksnelheid, speenvorm en speendiameter spelen in samenhang met het type tepelvoering een belangrijke rol bij de pulsatiecurve.

Figuur 7. Meet- en adviesrapport: werking reiniging en hulpapparatuur

Omhoog

3.28 Reiniging en hygiëne

Rubriek 5 besteedt aandacht aan de reiniging en de werking van hulpapparatuur.
Begin en eindtemperatuur van het hoofdspoelwater, de hoeveelheid en de dosering zijn belangrijke meetpunten bij het onderdeel reining. Daarnaast wordt aangegeven of hulpapparatuur goed werkt.

rubriek 6 geeft de hygienestatus weer. Voor een goede melkkwaliteit is hygiene van groot belang. De onderdelen worden als Goed aangetekend. Hersteld, wanneer schoongemaakt gerepareerd of vervangen moet worden en Onvoldoende, indien de melkveehouder aangeeft dat onderdelen die niet voldoen aan de richtlijnen, toch niet vervangen of hersteld mogen worden.

Uit Melkveebedrijf: "Win win situatie bij extra controle"

Omhoog


  • Geen labels