/
11. Resistentie en resistentieontwikkeling

11. Resistentie en resistentieontwikkeling

Er is altijd een klein aantal wormen in een gevoelige wormpopulatie dat resistent is en het middel overleeft. Hoe vaker men ontwormt, hoe meer gevoelige wormen in opeenvolgende behandelingen worden weggeselecteerd, hoe sneller de resistentieontwikkeling verloopt en hoe eerder het moment wordt bereikt waarop de aanwezige wormenpopulatie niet meer te bestrijden is met dat wormmiddel. Als de wormlast niet meer met een middel uit die groep kan worden weggenomen, moet men uitwijken naar een middel uit een andere groep. Dit kan zolang uw wormpopulatie daartegen nog geen resistentie heeft ontwikkeld. Er bestaan echter al multiresistente wormpopulaties, populaties die resistent zijn tegen meerdere groepen van middelen (4). 

Het is verstandig ter voorkoming van ziekte en groeiverlies regelmatig de werkzaamheid van het gebruikte wormmiddel te toetsen met behulp van mestonderzoek en bekend te zijn met de resistentiestatus van uw bedrijf. Als op 7-14 dagen na behandeling nog wormeieren in de mest zitten, kan sprake zijn van resistentie. Vaak werkt het middel nog enige tijd in verminderde mate (minder effectief) en neemt het de wormbestemming deels weg. Het percentage overlevende wormen zal na elke behandeling met een middel uit de betreffende groep verder toenemen. De effectiviteit van het middel neemt steeds sneller af. Bijvoorbeeld van 98% naar 95% naar 87,5%, 75%, 50%.... . De snelheid van de afname van de effectiviteit is afhankelijk van de verdunning van de generatie nakomelingen van wormen na behandeling met de aanwezige meer gevoelige wormpopulatie. Verdunning met meer gevoelige wormen kan plaatsvinden vanuit refugia (= plekken waar het middel niet kan komen binnen het dier en buiten het dier op de wei). De belangrijkste refugia zijn 1) de wormen in de onbehandelde dieren, 2) de onbehandelde wormstadia in de behandelde dieren en 3) de voor de wormbehandeling gedeponeerde wormeieren en larvale stadia op de percelen. De nakomelingen van de wormen die de behandeling hebben overleefd, moeten de voortplantings- en verblijfsconcurrentie in de maag of darmen aangaan met alle nakomelingen van de wormen (=100%), uitgescheiden door niet ontwormde dieren in het koppel. Dit verdunningseffect vertraagt de resistentieontwikkeling op uw bedrijf. Het verdunningseffect is groter naarmate men meer dieren in het koppel niet ontwormd.

Om zolang mogelijk van de bestaande middelen gebruik te kunnen blijven maken, is het vermijden van onderdosering (1) van groot belang. Het zoveel mogelijk beperken van het aantal behandelingen door waar mogelijk gebruik te maken van veilig land (2) en tijdig te verweiden (3), dragen ook sterk bij aan het vertragen van de resistentieontwikkeling.

Het minimaliseren van het aantal behandelingen is het belangrijkste wapen tegen resistentieontwikkeling . De WormenWijzer helpt u bij het verminderen van het aantal behandelingen. 

Het hele koppel tegelijkertijd ontwormen en meteen verweiden naar schoon land geeft de maximale selectie op resistentie. De volledige volgende generatie nakomelingen van de wormen bestaat daarna uit wormen die resistent zijn. Het hele koppel tegelijkertijd behandelen en meteen verweiden naar schoon land verkort de levensduur van het wormmiddel op uw bedrijf maximaal omdat geen verdunning optreed met wormen die nog wel gevoelig zijn voor het wormmiddel. Dit kan u het best zoveel mogelijk voorkomen. 

Wormmiddelen (4) in groep 1 zijn vanwege omvangrijke resistentie in Nederland niet geschikt voor de bestrijding van Haemonchus contortus en Teladorsagia circumcincta. In Nederland is reeds omvangrijke resistentie aangetroffen bij vooral Haemonchus contortus tegen middelen uit groep 3. Ook tegen moxidectine houdende middelen.  Een moxidectine-houdend middel kan nog wel effectief zijn tegen ivermectine- en doramectine-resistente populaties van Haemonchus contortus en Teladorsagia circumcincta . In Nederland is ook al in beperkte mate resistentie vastgesteld tegen middelen in groep 2, 4 en 5.

Op veel bedrijven is ondertussen reeds sprake van multiresistente wormen. Multiresistente wormen zijn resistent tegen 2 of meer groepen van wormmiddelen. Ondertussen zijn in Nederland ook gevallen bekend waarin geen enkel middel meer werkt. Blijkt uit mestonderzoek (6) op uw bedrijf dit het geval, zoek dan deskundige hulp voor een plan van aanpak voor de toekomst van uw schapenhouderij.

Aanpak multiresistentie

Als de maagdarmwormen op uw bedrijf resistent zijn tegen meerdere wormmiddelen is sprake van multiresistentie. In dat geval is voor uw houderij een doordachte aanpak nodig om uitbraken van maagdarmwormziekten te voorkomen en de groei, de gezondheid en het welzijn van uw schapen en lammeren te borgen. Een integrale, duurzame aanpak van weidemanagement, fokkerij, weerbaarheid en wormbestrijding kunnen elkaar versterken in het realiseren van een toekomstbestendige schapenhouderij in uw situatie.

Related content

6. Quarantainebehandelingen
6. Quarantainebehandelingen
More like this
5. Wormmiddelen
5. Wormmiddelen
More like this
Advies 1 - Wormenwijzer
Advies 1 - Wormenwijzer
More like this
2. Onderdoseren
2. Onderdoseren
More like this
Advies 12 - Wormenwijzer
Advies 12 - Wormenwijzer
More like this
Advies 8 - Wormenwijzer
Advies 8 - Wormenwijzer
More like this