/
8.2 Bedrijfsvoering en inpasbaarheid

8.2 Bedrijfsvoering en inpasbaarheid


Locatie

Waar en hoe de akkerranden in het bedrijf passen is afhankelijk van de functie, de omvang, de ligging en de vorm van elk perceel en akkerrand. Kijk eerst naar het landschap en de ligging van vaste landschapselementen, zoals houtwallen, struiken, sloten, erfbeplanting en bomen. De effecten van akkerranden is groter en sneller te bereiken wanneer de randen goed op elkaar aansluiten en het netwerk van randen dichter is. Om minder productieve landbouwgrond in te nemen, kunnen akkerranden ook op lastige bereikbare of onhandige plekken in het perceel worden geplaatst, zoals bochten en geren.

Bij slootschonen is elke sloot maatwerk. De diepte en breedte bepalen onder andere wat en hoeveel er kan of moet worden gedaan aan baggeren of maaien.

Inzaai

Randen kunnen worden ingezaaid met mengsels van een- of meerjarige kruiden. Er zijn allerlei mengsels beschikbaar, die elk hun eigen doelen en beperkingen hebben. Eenjarige kruiden verdwijnen in een meerjarige rand, omdat ze elk jaar een nieuw zaaibed nodig hebben. Wel komen soorten met oliehoudende zaden het volgende jaar weer terug doordat ze winterhard zijn. Veel meerjarige kruiden bloeien juist pas in het tweede jaar.

Beheer

Zelfs wanneer de randen optimaal beheerd worden kan herinzaai nodig zijn bij meerjarige randen, omdat de effectiviteit van de randen afneemt na 3 á 4 jaar. Het effect van FAB-randen dooft snel uit indien deze niet wordt heringezaaid. Randen kunnen ook ontstaan via spontane uitzaaiing, maar deze zijn echter minder effectief in plaagbestrijding en zorgen voor een groter risico op schadelijke onkruiden in het perceel.

Als u zelf ecologisch beheert, dan stelt u zelf de eisen. Bij het maken van een beheerplan die past bij de ecologische doelen kan het collectief helpen. Het ANLb stelt echter strikte voorwaarden aan ecologisch berm- en slootbeheer. Hieronder vallen dat het maaien moet worden gefaseerd en niet alles mag elk jaar worden gemaaid. Er moet minimaal 25% en maximaal 75% worden gemaaid, geschoond of gebaggerd. Zo kunnen soorten overwinteren en worden in bermen kruiden bevorderd ten opzichte van gras. Bij het slootschonen mag een deel van de waterplanten blijven staan en worden de wortels zo min mogelijk beschadigd door het gebruik van het juiste materiaal.

Communicatie en kennisdeling

Zonder gedragsverandering in het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen hebben akkerranden alleen weinig toegevoegde waarde op de biodiversiteit. Wel heeft het nog steeds toegevoegde waarde op het landschap als bufferstrook. Voor deze gedragsverandering is (veld)begeleiding, kennisuitwisseling en het delen van ervaringen nodig.

De coördinatie door een collectief van de aanleg, de subsidieaanvragen en inpassing in de bedrijfsvoering kan het gemakkelijker maken voor de agrariër zelf en kan zorgen voor meer samenhang in het gebied en dus een groter positief effect. Verder is een goede communicatie met de loonwerker nodig voor o.a. bemesting, gewasbeschermingsmiddelen en zaaien en oogsten of maaien.

Bij ecologisch slootbeheer is een goede samenwerking met het waterschap en andere agrariërs van belang. Er moet worden duidelijk gemaakt dat je gefaseerd aan het maaien bent en/of de sloot of talud niet geheel schoont. Een samenwerking tussen verschillende ondernemers voor het toepassen van berm- of slootmaaisel op het land is mogelijk.