/
3. Strokenteelt

3. Strokenteelt


In Nederland wordt ongeveer twee derde van de grond gebruikt voor de land- en tuinbouw, waarvan een kwart voor de akkerbouw. De afgelopen decennia heeft er flinke schaalvergroting plaatsgevonden waarbij grote percelen met één gewas beteeld worden. Bij teelt en oogst worden steeds grotere en zwaardere machines gebruikt die snel en met weinig arbeid de werkzaamheden uitvoeren. Deze grootschalige monoculturen leiden tot bodemverdichting, vermindering van bodemvruchtbaarheid, wateroverlast en verdroging, lage biodiversiteit en gevoeligheid voor ziekten en plagen.


Strokenteelt is een teeltsysteem waarbij verschillende van deze uitdagingen worden aangepakt. In plaats van gewassen in rotatie over grote percelen te rouleren, worden de gewassen in afwisseling in lange smalle stroken geteeld op hetzelfde perceel. Dit kan met dezelfde gewassen en machines, waardoor dezelfde opbrengst verwacht kan worden. Grondbewerking, bemesten, gewasverzorging en beregenen vragen wel om aanpassingen of resulteren in lagere efficiëntie. Tegelijkertijd is er veel voordeel van de hogere gewasdiversiteit op het perceel. De ziektedruk is lager omdat ziekten en plagen minder snel kunnen verspreiden tussen de stroken. Daarnaast is de natuurlijke plaagbestrijding hoger door meer diversiteit aan insecten. Deze effecten komen sterker tot uitdrukking in biologische teeltsystemen. Verstuiving is minder doordat het perceel zelden kaal is, want er blijven altijd stroken staan als andere stroken geoogst worden. Stroken met gras, groenbemester of stoppel kunnen ook gebruikt worden als rijpaden tijdens de oogst van een naastliggend gewas. De maatschappij en de natuur lijken ook strokenteelt beter te waarderen.

Strokenteelt is een andere manier van telen die veel vanwege het positieve effect op de ziekten- en plagen de biodiversiteit bijdraagt aan duurzame landbouw.

De kolen profiteren van de natuurlijke vijanden die al aanwezig zijn in het wintergraan en zich makkelijk kunnen verplaatsen naar de kool.