Gewas

Gedurende een groeiseizoen zijn er verschillende methoden om de groei en toestand van een gewas te meten. Met een aantal sensoren kan de gewastoestand waargenomen worden, daarnaast kan men met deze sensoren een beeld krijgen van de variatie in de gewasontwikkeling binnen een perceel.

Er zijn diverse producten op de markt die de variëteit van een gewas binnen een perceel in kaart kunnen brengen. Hierbij gebruikt men alleen de metingen van de gewasreflectie en een daaruit berekende vegetatie-index. Er wordt vanuit gegaan dat de hoeveelheid biomassa en de kleur van het gewas (berekende NDVI-waarde) iets verteld over de vitaliteit van een gewas. Hierbij zijn twee vormen van gewas-sensing te onderscheiden:

  1. De zogenaamde Near sensing systemen of ‘close sensing systemen’; systemen die vlak boven het gewas meten, bijvoorbeeld vanaf de trekker.

  2. De Remote sensing systemen; systemen die van een afstand boven het gewas meten, bijvoorbeeld met satellieten of UAS's.
    (Kikkert 2009)

Gewassensings-producten meten de gewasreflectie. Vanuit deze gewasreflectie wordt een vegetatie-index berekend. Vegetatie-index is een afspiegeling van de variatie in de gewasvitaliteit en biomassa. Stressfactoren zoals water- en nutriëntentekorten kunnen hierdoor zichtbaar gemaakt worden. Analyse van de gewasreflectie kan met behulp van diverse sensoren die variëren in hoeveelheid spectrale banden, ruiscorrectie en gewas-sensor afstand. Een groot deel van de sensoren kan last krijgen van verzadiging, dit maakt de sensoren bij een bepaalde hoeveelheid biomassa ongevoelig wordt voor veranderingen in het chlorofyl gehalte. Gewas indices zijn ontwikkeld om de invloed van de bodemreflectie te verminderen, dit maakt echter de gewassensoren wel gevoelig voor variatie in gewaseigenschappen. ‘Er zijn drie soorten gewasindices: de ratio-, orthogonale-, en hybride gewas indexen. De bruikbaarheid van deze indices hangt samen met de hoeveelheid biomassa en de variatie in bodemreflectie door bijvoorbeeld organische stof en vocht.’(Bussink et al, 2012:7)