3.1.3 Geslacht
Er zijn tweehuizige (dioecische) en eenhuizige (monoecische) soorten. Een eenhuizige hennepplant brengt eerst mannelijke en vervolgens vrouwelijke bloemen voort op één plant en bevrucht zichzelf. In Nederland zijn de drie meest geteelde cultivars USO 31, Felina 32 en Futura 75, alle drie eenhuizig.
Tweehuizige varianten kennen afzonderlijke vrouwelijke en mannelijke planten. Alleen de vrouwelijke versie overleeft het hele groeiseizoen en draagt daardoor bij aan de opbrengst in vezel en/of zaad. Mannelijke planten van een tweehuizige soort sterven na hun bloei doorgaans af en kunnen het oogstproces verstoren doordat ze tijdens het maaien dwars (gaan) liggen.
Tweehuizige mannetjes kunnen, via windbestuiving, ook onbedoeld nabijgelegen teelten van andere soorten bevruchten. Daarom wordt vaak de voorkeur gegeven aan eenhuizige hennepsoorten.
Voorbeelden van tweehuizige vezelhenneprassen zijn: Carmagnola Selezionata, Chamaeleon, Dioica 88, Tiborszallasi.
Er bestaan ook hennepsoorten die voor 50% uit vrouwelijke planten bestaan en voor 50% uit eenhuizige planten. Voorbeelden zijn Fedora 17 en Lipko.