1.1 Preventief gebruik
Het voorkómen van ziekten is in alle opzichten beter dan het bestrijden daarvan. Preventie van dierziekten is een speerpunt op veel bedrijven. Preventie omvat zowel het voorkómen van insleep en verspreiding van infectieziekten, als ook goede voeding, goede huisvesting, goed management, een goede opfok en op die manier het verhogen van de algemene weerstand van dieren. Ook voor pluimvee geldt: weerstand en welzijn gaan hand in hand. Om de weerstand te verhogen moeten de dieren liefst zo weinig mogelijk stress ervaren. Natuurproducten kunnen een nuttige rol spelen bij verbeteren van de conditie en verhogen van de algemene weerstand; de specifieke weerstand kan worden verhoogd door middel van vaccinaties.
Vaccinatie is een bekende preventieve maatregel waarvan door bloedonderzoek op antilichamen kan worden gecontroleerd of het ‘werkt’. De werking van andere preventieve management maatregelen is vaak minder 'hard' te bewijzen dan de werking van curatieve (genezende) middelen. Zo is het moeilijker om te bewijzen dat een dier niet ziek wordt - of sneller geneest - door het gebruik van bepaalde voedingsmiddelen of voer-toevoegingen.
Door een betere algemene weerstand zullen minder dieren ziek worden, of de dieren worden minder ernstig ziek in geval van infecties. Ook genezen zieke dieren sneller als ze een betere weerstand hebben. Daarom is het altijd zinvol om aan de algemene weerstand van de dieren te werken, ook als er al ziekte is waargenomen.
Dieren genezen zoveel mogelijk op eigen kracht, met behulp van bijvoorbeeld bepaalde kruiden die tijdelijk extra bij de voeding worden gegeven. Een dergelijke aanpak vraagt om het vroegtijdig signaleren van problemen bij de dieren, zoals dit ook wordt uitgelegd in de boeken Kipsignalen en Vleeskuikensignalen. Tijdig corrigeren van kleine verstoringen kan voorkómen dat later zwaardere medicijnen moeten worden toegediend.