3.1.2 - Functionele Agrobiodiversiteit
Dit zijn planten en diersoorten en de bijbehorende natuurlijke processen die nuttig zijn voor boeren. De baten hiervan kunnen voor een boer groot zijn. In de fruitteelt bij peren en aardbeien is bijvoorbeeld aangetoond dat maar liefst 25% van de winst direct toe te schrijven is aan het voorkomen van veel en diverse wilde bijensoorten op het bedrijf. Hieronder volgen enkele voorbeelden.
Voorbeeld: kruidenrijk grasland
Wortels van kruiden kunnen bepaalde mineralen en sporenelementen beter opnemen dan grassen. Daarnaast wortelen kruiden over het algemeen veel dieper dan grassen waardoor ze kunnen beschikken over water en voedingsstoffen die in de diepere lagen aanwezig zijn. Een juiste hoeveelheid en verhouding van mineralen en sporenelementen in het voer is belangrijk voor een goede gezondheid van het vee. Kruidenrijk grasland kan grotendeels aan de mineralenbehoefte van herkauwers voldoen. Diverse onderzoeken laten zien dat grazers regelmatig specifieke kruiden opzoeken. De ervaring van boeren is dat koeien, die kruidenrijk gras of hooi eten, gezonder zijn. Ook is kruidenrijk grasland minder gevoelig voor droogte door meer en diepere beworteling.
Voorbeeld: droge bufferstroken
Dit zijn ongebruikte stroken land waarmee een boer kan zorgen dat er minder gewasbeschermingsmiddelen en nutriënten buiten het veld terecht komen en waar ruimte is voor natuurlijke planten en diersoorten. Ze kunnen de drift van gewasbeschermingsmiddelen en nutriënten naar het gebied rond het veld flink terugdringen. Ook zijn ze effectief tegen de afspoeling van nutriënten naar een watergang. Hoe effectief bufferstroken daarvoor zijn, is erg afhankelijk van de lokale omstandigheden.
Voorbeeld: natuurlijke plaagbestrijding
Bij het bestrijden van ziekten en plagen op gewassen worden vaak chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt, met negatieve effecten op de water- en bodemkwaliteit. Er kan echter ook een beroep gedaan worden op de natuurlijke vijanden van de veroorzakers van de ziekten en plagen. Dat zijn bijvoorbeeld lieveheersbeestjes, sluipwespen of vogels. Een voorbeeld van een belangrijke luizenbestrijder is het lieveheersbeestje. Om effectief plagen te kunnen onderdrukken zijn er voldoende lieveheersbeestjes nodig die de luizen in het veld kunnen bereiken. Daarvoor zijn voldoende schuilplekken in de directe omgeving nodig waar ze kunnen overwinteren en voedsel vinden, bijvoorbeeld in bermen, akkerranden, overhoekjes en heggen.
Voorbeeld: levende bodem
De bodem is de basis voor de voedsel- en biomassaproductie op boerenbedrijven. In een gezonde bodem komt een complex voedselweb voor met veel verschillende soorten dieren, plantenwortels, bacteriën en schimmels. Het bodemleven breekt organische mest, gewasresten en groenbemesters af tot nutriënten die weer beschikbaar kunnen komen voor gewassen. De bodem levert de boer diverse ‘diensten’, ook wel ecosysteemdiensten van de bodem genoemd. Voorbeelden hiervan zijn:
Een goede bodemstructuur. Door uitscheidingsproducten van het bodemleven, wortels en organisch materiaal wordt de bodem luchtiger en zijn lucht en water beter beschikbaar voor de wortels van de gewassen. Door een betere bodemstructuur kunnen planten makkelijker en dieper wortelen in de bodem.
Voldoende hoog organisch stofgehalte van de bodem. Dit is belangrijk voor een productie van gewassen, waardoor nutriënten gelijkmatig beschikbaar komen voor gewassen, de bodem beter water vasthoudt en, zoals hierboven al genoemd, de bodem een betere structuur krijgt.
Sommige gewassen hebben een partnerschap met schimmels in de bodem (‘mycorrhizae’), waardoor hun opnamecapaciteit sterk wordt vergroot. Schimmels nemen met hun wijdverbreide ondergrondse netwerk voedingsstoffen op uit de bodem en geven dit af aan de wortels van een plant. Deze ‘betaalt’ de schimmels door suikers af te geven.
Een gezonde bodem is beter weerbaar tegen ziekten en plagen. Hierbij speelt biologische activiteit in de bodem een rol, maar ook de chemische en fysische gesteldheid van de bodem. In een gezonde bodem krijgen ziekteverwekkers minder kans om gewassen aan te tasten.
Veel studies laten zien dat een hoge biodiversiteit in een ecosysteem, zoals bijvoorbeeld in de bodem of in landschapselementen, de effectiviteit en de betrouwbaarheid van de levering van ecosysteemdiensten verhoogt. Dit geldt voor bijvoorbeeld de vastlegging van koolstof, zuivering van water, bodemvruchtbaarheid, natuurlijke plaagbestrijding en bestuiving.