3.1.4 - Diversiteit in het landschap
Meer diversiteit in een landschap betekent meer verschillende standplaatsen voor planten, struiken en bomen en meer diversiteit in voedsel, nest- en schuilplekken voor verschillende soorten diersoorten die in een landschap kunnen voorkomen. Meer diversiteit ontstaat door meer:
Afwisseling en overgangen (gradiënten):
Oevers, randen, zoomvegetatie.
Afwisseling beheer in ruimte en tijd: mozaïeken, gefaseerd beheer (niet alles tegelijk snoeien, maaien of schonen).
Intensiever en extensiever beheerde percelen.
Beekdal - hooilanden – weilanden – akkers – heide – bos.
Huiskavels – veldkavels – sloten – oevers - dijken – boezem.
Kleinschaligheid:
Open landschap: kleine of smalle percelen met veel sloten en greppels
Gesloten landschap: kleine percelen met veel hagen, houtwallen, bos.