/
7.2 Bedrijfsvoering en inpasbaarheid

7.2 Bedrijfsvoering en inpasbaarheid


Voor het gebruik van organische mest is meer rekenen aan de stikstof- en fosfaatgiften nodig dan bij kunstmest. De mineralenconcentraties in organische meststoffen wordt door gecertificeerde instrumenten en instellingen bijgehouden. Dit neemt niet weg dat elke batch verschilt, ook al zijn deze verschillen er ook bij drijfmest. De kwaliteit en samenstelling van vaste en drijfmest is afhankelijk van de wijze van voeren en management van een veehouder. Verder is het tijdens het groeiseizoen moeilijk om te sturen op nutriëntbehoefte van het gewas met organische mest wanneer er alleen gebruik wordt gemaakt van organische mest, aangezien er dan niet bemest kan worden op het groeiende gewas. Echter hoeft het gebruik van organische mest het gebruik van stikstofkunstmest als bijbemesting niet uit te sluiten en hoeft er niet altijd vaker en in kleinere hoeveelheden bemest te worden gedurende het groeiseizoen. Wanneer het land niet vaker betreden kan worden, geldt er geen voordeel van kunstmest en is het risico op verliezen van nutriënten groter doordat in een keer veel kunstmest gegeven wordt en de nutriënten meteen vrijkomen.





Hier wordt groencompost verspreid.

Met organische mestsoorten wordt gewerkt aan een betere bodemkwaliteit en hogere opbrengsten aan de langere termijn. Dit vraagt meer kennis over het sturen op de nutriëntenbehoefte van het gewas en contacten om andere mestsoorten te verkrijgen. De beschikbare hoeveelheid vaste mest is beperkt (per regio). Het samenwerken met een melkveehouder die mest scheidt kan bijdragen aan het aanbod. Het combineren van veebedrijven met akkerbouwbedrijven op een regionaal niveau (buurtcontracten) is eenvoudiger af te stemmen en (kosten)efficiënter dan een-op-een afspraken. Echter is deze samenwerking niet altijd mogelijk of beschikbaar in elke regio en kost deze tijd om op te bouwen en in balans te krijgen.

Related content