4.4. Waarom is inteelttoename een probleem?
Inteelt kun je bekijken per dier. Dat is belangrijk als je een paring aan het plannen bent. Maar als je manager bent van een fokprogramma, dan ben je niet geïnteresseerd in de individuele paring. Dan wil je weten hoe vitaal de populatie in z’n geheel is, of er niet teveel dieren zijn die signalen van inteeltdepressie vertonen. En of dat in de toekomst zo zal blijven.
Een manier om daar een beeld van te krijgen is door te kijken naar de gemiddelde inteeltcoëfficiënt van alle dieren in de populatie. Dat is erg afhankelijk van hoeveel generaties je daarbij bekijkt. Als je tot de generatie van de overgrootouders gaat, kom je waarschijnlijk minder gemeenschappelijke voorouders tegen dan als je alle generaties tot 1880 meeneemt. Maar inteelt op zich hoeft niet per se een probleem te zijn. Als de dieren gezond en vruchtbaar zijn en lang meegaan, dan is er geen probleem. Maar het kan wel een probleem worden. De mate waarin het gemiddelde inteeltniveau in de populatie toeneemt per generatie is een maat voor hoeveel dieren er homozygoot worden voor goede én slechte allelen.
Inteelttoename is een maat voor de toename in problemen (afwijkingen, teruggang in vruchtbaarheid en vitaliteit) die je kunt verwachten. Hoe sneller de inteelt toeneemt, hoe meer problemen je mag verwachten. En hoe meer verwant dieren aan elkaar worden, hoe meer paringen er tussen verwante dieren worden uitgevoerd en hoe meer de volgende generatie is ingeteeld. Daarom is het van belang om de verleiding om hele goede fokdieren heel veel te gebruiken goed te overwegen. Want daarmee worden veel dieren in de volgende generatie aan elkaar verwant. En dat betekent weer dat het moeilijker is om onverwante dieren met elkaar te paren. En de generatie daarop wordt het nog moeilijker. Ook op het oog hele goede fokdieren kunnen heterozygoot zijn voor hele slechte recessieve allelen.