Lipbloemenfamilie
Tot de Lipbloemigenfamilie behoren zaadonkruiden en een groot aantal overblijvende kruiden. De planten hebben over het algemeen een min of meer vierkante stengel. De enkelvoudige bladeren staan twee aan twee kruisgewijs tegenover elkaar. De bloemen zitten in kransen in de oksels van een bladpaar. De bloemen zijn tweezijdig symmetrische. De vruchtbeginsels bestaan uit vier delen. De kelk en kroonbladeren van de bloem zijn met elkaar vergroeid.
Soorten
-
Akkerandoorn —
De kiembladen zijn rond en de basis ervan maakt een rechte hoek met de bladsteel. De plant is liggend en kan tot 20 cm hoog worden. De bloemen zijn klein en lichtroze.
-
Akkermunt —
Akkermunt is een overblijvende soort. De bloeitijd duurt van juli tot en met september. Ze wordt ongeveer 20 tot 40 cm en vormt ondergrondse uitlopers.
-
Dauwnetel —
De bloemen zijn goudgeel met een paarse onderlip met donkere aderen: het honingmerk. Bovenop de bloem bevindt zich een kuifje van lange haren. De bloemen zitten in kransen in de oksels van de bladeren. De plant kan een meter hoog worden.
-
Gewone hennepnetel —
De kiemlobben van hennepnetel zijn getand en veel groter dan de kiemlobben van andere lipbloemigen zoals de paarse dovenetel en de hoenderbeet.
-
Hoenderbeet —
Hoenderbeet wordt tot 30 cm hoog en bloeit van april tot september.
-
Hondsdraf —
Hondsdraf heeft liggende stengels, de bloemstengels richten zich meestal op. De bladeren zijn bijna rond, gekarteld met een ingesneden voet.
-
Moerasandoorn —
Moerasandoorn is een overblijvende soort. Ze kan wel 40 tot 120 cm hoog worden en bloeit van juli tot en met oktober.
-
Paarse dovenetel —
De kiemlobben van paarse dovenetel zijn aan een uiteinde getand, aan het andere uiteinde iets gedeukt met een puntje in het deukje.
-
Witte dovenetel —
De zaadlobben van witte dovenetel zijn zoals bij andere lipbloemigen getand en zijn vrij groot.